Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 11-02-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:1409, 18/00057

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 11-02-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:1409, 18/00057

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
11 februari 2020
Datum publicatie
21 februari 2020
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2020:1409
Zaaknummer
18/00057

Inhoudsindicatie

Parkeerbelasting. Naheffingsaanslag terecht opgelegd?

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 18/00057

uitspraakdatum: 11 februari 2020

Uitspraak van de tweede enkelvoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 18 december 2017, nummer Awb 17/3852, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de gemeente Arnhem (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting opgelegd van € 63,85. Dit bedrag bestaat voor € 2,85 uit parkeerbelasting en € 61 aan kosten.

1.2.

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de naheffingsaanslag gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Ter zake van het daarvoor verschuldigde griffierecht heeft hij een beroep gedaan op betalingsonmacht en nadere gegevens verstrekt over zijn financiële situatie. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.

1.6.

Belanghebbende en de heffingsambtenaar zijn uitgenodigd voor de mondelinge behandeling van het hoger beroep op 6 december 2018. Belanghebbende heeft verzocht om uitstel van deze mondelinge behandeling. Het hof heeft dit verzoek afgewezen, omdat het onvoldoende was gemotiveerd en gespecificeerd.

1.7.

Bij het onderzoek ter zitting op 6 december 2018 is namens de heffingsambtenaar verschenen [A] . Belanghebbende is niet verschenen. Na afloop van de zitting is het onderzoek gesloten. Van deze zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

1.8.

Na het sluiten van het onderzoek ter zitting is het onderzoek op verzoek van belanghebbende heropend en heeft een tweede zitting plaatsgevonden op 16 januari 2020 te Arnhem. Ook daarbij is belanghebbende niet verschenen. Van het verhandelde op deze tweede zitting is een afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt dat ook aan deze uitspraak is gehecht.

1.9.

Op 16 januari 2020 is bij de centrale informatiebalie van het Paleis van Justitie in Arnhem een stuk met bijlage afgegeven, afkomstig van belanghebbende. Dit stuk heeft de griffie van het Hof eerst na afloop van de mondelinge behandeling bereikt. Het Hof ziet in het stuk geen aanleiding het onderzoek nogmaals te heropenen, en laat dit na de sluiting van het onderzoek ingediende stuk met bijlage buiten beschouwing.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende heeft zijn auto met het kenteken [00-YY-YY] (hierna: de auto) op 4 april 2017 omstreeks 16:32 uur geparkeerd aan de Walburgstraat te Arnhem waar op dat tijdstip uitsluitend tegen betaling van parkeerbelasting mocht worden geparkeerd.

2.2.

De parkeercontroleur heeft op het genoemde tijdstip niet een geldig parkeerkaartje of geldige vergunning zichtbaar en leesbaar achter de voorruit van de auto aangetroffen. Naar aanleiding daarvan heeft hij de onderhavige naheffingsaanslag opgelegd.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of de heffingsambtenaar en de Rechtbank bij de behandeling van de zaak en besluitvorming daarover voldoende zorgvuldig en zonder vooringenomenheid hebben gehandeld.

3.2.

Belanghebbende is van mening dat dit niet het geval is. Hij wijst daarnaast op de nadelige gevolgen die hij van de uitspraak ondervindt en stelt dat er sprake is van schending van privacy.

3.3.

De heffingsambtenaar verdedigt dat het hoger beroep ongegrond moet worden verklaard en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Ontvankelijkheid van het hoger beroep

5 Beoordeling van het geschil

6 Griffierecht en proceskosten

7 Beslissing