Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 25-02-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:1514, 18/00137 t/m 18/00140
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 25-02-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:1514, 18/00137 t/m 18/00140
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 25 februari 2020
- Datum publicatie
- 6 maart 2020
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2020:1514
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2018:215, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 18/00137 t/m 18/00140
Inhoudsindicatie
Wet Woz. Ontvankelijkheid bezwaar. Overgelegde volmacht is niet door beide (middellijke) bestuurders ondertekend. Diende de heffingsambtenaar een tweede hersteltermijn voor de machtiging te geven?
Uitspraak
locatie Arnhem
nummers: 18/00137 tot en met 18/00140
uitspraakdatum: 25 februari 2020
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
De heffingsambtenaar van het Gemeentelijk belastingkantoor Munitax te Beuningen (hierna: de heffingsambtenaar)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 22 januari 2018, nummers AWB 17/3165, 17/3167, 17/3169 en 17/3170 in het geding tussen de heffingsambtenaar en
[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft op 31 januari 2017 ten name van belanghebbende voor het jaar 2016 een beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) voor de onroerende zaak [a-straat 1] te [A] vastgesteld. Tegelijk met deze beschikking is door vermelding op hetzelfde biljet aan belanghebbende als gebruiker een aanslag onroerendezaakbelasting (OZB) en een aanslag rioolrecht voor het jaar 2016 opgelegd.
Eveneens op 31 januari 2017 heeft de heffingsambtenaar door middel van drie afzonderlijke biljetten ten name van belanghebbende voor het jaar 2017 drie beschikkingen op grond van de Wet WOZ vastgesteld voor de onroerende zaken [a-straat 1] te [A] , [b-straat 2] te [A] en [c-straat 3] te [B] . Tegelijk met deze beschikkingen is telkens door vermelding op hetzelfde biljet aan belanghebbende als gebruiker een aanslag OZB en een aanslag rioolrecht voor het jaar 2017 opgelegd. Tevens is voor de onroerende zaak te [B] een aanslag afvalstoffenheffing opgelegd.
Bij uitspraken op bezwaar van 9 mei 2017 heeft de heffingsambtenaar de bezwaren niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van een geldige machtiging.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard, de uitspraken van de heffingsambtenaar vernietigd en de heffingsambtenaar opgedragen alsnog inhoudelijk op de bezwaren te beslissen.
De heffingsambtenaar heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 februari 2020. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht. Het hoger beroep is gelijktijdig behandeld met het hoger beroep van de heffingsambtenaar inzake [C] BV (kenmerken Hof 18/00408 en 18/00409).
2 Vaststaande feiten
Bij e-mailbericht van 4 juni 2016 heeft [D] BV, vertegenwoordigd door mr. [E] (hierna: [E] ) aan [F] , een medewerker van de heffingsambtenaar, het volgende bericht:
“Onderwerp: WOZ, het hotelinventarisatieformulier 2014 (2015)!
Beste [F] ,
Fijn dat ik hierbij eindelijk het formulier terzake het [G] in jullie gemeente ingevuld aan je kan doen toekomen.
Het heeft enige tijd geduurd totdat ik mijn klant duidelijk kon maken, dat het toch (méér) juist zou zijn om wel wat meer informatie dan voorheen voortaan te verstrekken. Vanaf nu ben ik de enige persoon die namens het [X] -concern over dit onderwerp met jullie zal communiceren. Ik ontvang de benodigde informatie steeds rechtstreeks van de financiële afdeling op het hoofdkantoor van het concern te [Z] . Aub niet meer een lokale manager hiervoor benaderen.”
Bij brieven van 31 januari 2017 heeft [E] bij de heffingsambtenaar bezwaarschriften ingediend tegen de aanslagen en beschikkingen van 31 januari 2017.
Bij de bezwaarschriften is een op briefpapier van [G] BV vastgelegde en door [H] op 29 januari 2016 ondertekende machtiging gevoegd met, voor zover van belang, de volgende inhoud:
“Volmacht inzake woz/ozb/waterschapslasten/zuiveringsheffing/erfbelasting c.a.
Deze volmacht wordt door mij verstrekt en ondertekend om [D] B.V. in de persoon van [E] – met het recht van substitutie – de mogelijkheid én toestemming te geven om voor de belangen op te komen van alle door mij gecontroleerde rechtspersonen (eventueel overeenkomstig het aan deze volmacht gehechte overzicht c.q. organigram, in voorkomend geval gecompleteerd door uittreksels KvK) en van mijzelf, ondergetekende, terzake uitsluitend het in de aanhef van deze volmacht genoemde onderwerp.
(…)
[H] , mede namens alle door hem en [I] gecontroleerde entiteiten”
Het in de machtiging vermelde organigram was niet bijgevoegd.
Bij brieven van 12 april 2017 heeft de heffingsambtenaar [E] erop gewezen dat de bij de bezwaarschriften gevoegde machtiging niet toereikend is. Voor zover van belang is in deze brieven het volgende vermeld:
“Een aantal van de door u overgelegde machtigingen zijn echter niet toereikend.
Wanneer namens een niet-natuurlijk persoon bezwaar wordt gemaakt, moet de machtiging vergezeld gaan van gegevens waaruit blijkt dat de volmachtgever(s) bevoegd is (zijn) een machtiging af te geven. Alleen op die manier kan ik beoordelen of de machtiging bevoegd is afgegeven. Uit niet alle van de door u overgelegde gegevens blijkt echter dat dit het geval is. In voorkomende gevallen moet tevens blijken dat de rechtspersoon namens wie de machtiging is afgegeven bevoegd is om op te treden namens de rechtspersoon op wiens naam de aanslag/beschikking is gesteld en voor wie het bezwaarschrift wordt ingediend.
(…)
In deze procedure geldt het volgende. De machtiging is afgegeven door de rechtspersoon aan wie de aanslag is opgelegd. Uit de machtiging blijkt echter niet dat de volmachtgever(s) bevoegd is (zijn) om de machtiging af te geven. Ik verzoek u gegevens te verstrekken waaruit blijkt dat de volmachtgever(s) bevoegd is (zijn) om de volmacht namens belanghebbende af te geven. Te denken valt hierbij aan relevante gegevens uit het Handelsregister. De gegevens moeten binnen twee weken na dagtekening van deze brief door mij zijn ontvangen. U ontvangt hiervan geen herinnering. Wanneer de gegevens niet binnen de gestelde termijn zijn ontvangen, zult u (meer bepaald uw cliënt) niet-ontvankelijk worden verklaard in het bezwaar.”
De brief van 12 april 2017 heeft [E] , zonder andere toelichting dan ‘zie de 2 bijlagen’, naar de heffingsambtenaar teruggestuurd en daarbij twee op 21 februari 2017 gedateerde uittreksels uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel gevoegd. Het eerste uittreksel betreft de vennootschap [X] BV. Blijkens dit uittreksel is de vennootschap [J] BV te [K] bestuurder (directeur) van deze vennootschap sinds 16 juni 2016 en is de bestuurder alleen/zelfstandig bevoegd. Het tweede uittreksel betreft de hiervoor genoemde vennootschap [J] BV. Blijkens dit uittreksel zijn [H] en [L] sinds 17 mei 2016 bestuurder (directeur) van deze vennootschap. Met betrekking tot de bevoegdheid is bij beiden vermeld:
“Gezamenlijk bevoegd (met andere bestuurder(s), zie statuten).”
Op 9 mei 2017 heeft de heffingsambtenaar de bezwaren voor beide jaren niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van een deugdelijke machtiging. In de uitspraak op bezwaar is daarover het volgend vermeld:
“Aan u is bij brief van 12 april 2017 een termijn van twee weken gegeven voor het indienen van een machtiging waaruit blijkt dat u namens belanghebbende mag optreden. Uit uw machtiging en het daaropvolgend toegestuurde uittreksel uit het Handelsregister blijkt niet dat de volmachtgever zelfstandig bevoegd is om de machtiging af te geven. Aangezien uw bezwaarschrift ook na de gelegenheid tot aanvulling niet is voorzien van een deugdelijke machtiging, wordt het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.”
De Rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd en de heffingsambtenaar opgedragen opnieuw uitspraak op bezwaar te doen. Volgens de Rechtbank dwingen de omstandigheden van het geval, waaronder de omstandigheid dat de gemachtigde al veel langer bij de heffingsambtenaar bekend was en er geen aanleiding was aan diens volmacht te twijfelen, er toe dat de heffingsambtenaar aan de gemachtigde een tweede hersteltermijn had moeten geven.
3 Geschil
In geschil is of belanghebbende terecht niet-ontvankelijk is verklaard in bezwaar omdat de in bezwaar overgelegde volmacht niet door beide (middellijke) bestuurders van belanghebbende was ondertekend.