Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 14-01-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:185, 19/00531
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 14-01-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:185, 19/00531
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 14 januari 2020
- Datum publicatie
- 24 januari 2020
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2020:185
- Zaaknummer
- 19/00531
Inhoudsindicatie
Wet Woz. Waardevaststelling woning.
Uitspraak
locatie Arnhem
nummer 19/00531
uitspraakdatum: 14 januari 2020
Uitspraak van de achttiende enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 6 maart 2019, nummer UTR 17/4639, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht (hierna: de heffingsambtenaar)
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [a-straat] 34 te [Z] (hierna: de woning), per waardepeildatum 1 januari 2016 en naar de toestand op die datum, voor het jaar 2017 vastgesteld op € 408.000. Tegelijk met deze beschikking is de aanslag onroerendezaakbelasting 2017 (hierna: OZB) voor zover het betreft het eigenaarsgedeelte vastgesteld op € 430,03.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de beschikking en de aanslag gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Midden-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 december 2019. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Vaststaande feiten
De woning aan de [a-straat] 34 is een tussenwoning uit 1927 met een gebruiksoppervlakte van 120 m2 en een perceel van 110 m2. De woning beschikt over een berging.
3 Geschil
In geschil is de waarde van de woning op de waardepeildatum 1 januari 2016.
Belanghebbende bepleit primair een waarde van € 278.000 en subsidiair een waarde van ongeveer € 380.000 en concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en de uitspraken op bezwaar en tot vermindering van de bij beschikking vastgestelde waarde en de aanslag OZB.
De heffingsambtenaar bepleit dat de waarde van € 408.000 niet te hoog is vastgesteld en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.