Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 10-03-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:2051, 19/00842

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 10-03-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:2051, 19/00842

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
10 maart 2020
Datum publicatie
13 maart 2020
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2020:2051
Formele relaties
Zaaknummer
19/00842

Inhoudsindicatie

Een ander belang bij de beoordeling van de aanslag IB/PVV en de beschikking verliesverrekening, waardoor belanghebbende in een betere positie zou kunnen komen, is niet gesteld of gebleken. Het oordeel van de rechtbank dat belanghebbende niet-ontvankelijk is in zijn beroep acht het hof derhalve juist. Aan een inhoudelijke beoordeling komt het hof niet toe. Het verzoek om getuigen te horen in hoger beroep wijst het hof om die reden af.

Uitspraak

locatie Leeuwarden

nummer 19/00842

uitspraakdatum: 10 maart 2020

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 7 juni 2019, nummer LEE 18/3496, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Groningen (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2016 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen van nihil opgelegd. Hierbij is uitgegaan van een inkomen uit werk en woning van € 20.000, verrekening van een verlies uit werk en woning van € 20.000 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 6.234. Bij beschikking is een verzuimboete van € 369 opgelegd.

1.2.

De Inspecteur heeft het door belanghebbende ingediende bezwaar gegrond verklaard. De Inspecteur heeft daarbij het inkomen uit werk en woning nader vastgesteld op nihil, de verliesverrekening ongedaan gemaakt en het belastbare inkomen uit sparen en beleggen verminderd tot € 6.109. Tot een wijziging van de aanslag heeft dit niet geleid. Daarnaast heeft de Inspecteur de verzuimboete gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep tegen de aanslag bij uitspraak van 7 juni 2019 niet-ontvankelijk verklaard wegens gebrek aan belang. Het beroep tegen de verzuimboete heeft de Rechtbank ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Belanghebbende heeft een hogerberoepschrift en diverse nadere stukken ingediend. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingezonden.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 januari 2020. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

1.7.

Na het onderzoek ter zitting heeft het Hof nieuwe stukken van belanghebbende ontvangen. Deze stukken hebben het Hof geen aanleiding gegeven het onderzoek te heropenen. Het Hof zal op deze stukken geen acht slaan.

2 Vaststaande feiten

2.1.

De Inspecteur heeft belanghebbende op 28 februari 2017 uitgenodigd om voor 1 mei 2017 aangifte in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen te doen voor het jaar 2016. Op verzoek van de gemachtigde van belanghebbende is uitstel verleend tot 1 september 2017. Op 22 september 2017 heeft de Inspecteur belanghebbende een herinnering gestuurd en op 3 november 2017 een aanmaning. Belanghebbende heeft niet binnen de in de aanmaning gestelde termijn (welke eindigde op 17 november 2017) aangifte gedaan.

2.2.

Met dagtekening 3 mei 2018 heeft de Inspecteur de aanslag opgelegd. Het inkomen uit werk en woning is hierbij vastgesteld op € 20.000, zijnde een geschat bedrag aan winst uit onderneming. Bij beschikking is hiermee een verlies uit voorgaande jaren van € 20.000 verrekend. Het belastbare inkomen uit werk en woning bedraagt daardoor nihil. Het belastbare inkomen uit sparen en beleggen is vastgesteld op € 6.234. Na toepassing van de heffingskorting is geen belasting verschuldigd, zodat de aanslag nihil bedraagt. Tevens heeft de Inspecteur een verzuimboete wegens het niet doen van aangifte van € 369 opgelegd.

2.3.

Op 4 mei 2018 heeft belanghebbende alsnog aangifte gedaan. In deze aangifte is geen winst uit onderneming of ander inkomen uit werk en woning vermeld. De Inspecteur heeft deze aangifte aangemerkt als bezwaar tegen de aanslag, de verliesverrekening en de verzuimboete. Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur het belastbare inkomen uit werk en woning op nihil gesteld en het belastbare inkomen uit sparen en beleggen, eveneens overeenkomstig de opgave van belanghebbende, verminderd tot € 6.109. De aanslag bleef hierdoor nihil. De Inspecteur heeft daarnaast de verliesverrekening ongedaan gemaakt. De verzuimboete heeft de Inspecteur gehandhaafd.

3 Geschil

3.1.

In geschil zijn – naar het Hof begrijpt – de juistheid van de aanslag, van de beschikking verliesverrekening (hierna: de beschikking) en van de verzuimboete.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing