Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 10-03-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:2098, 18/00379 t/m 18/00381

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 10-03-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:2098, 18/00379 t/m 18/00381

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
10 maart 2020
Datum publicatie
27 maart 2020
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2020:2098
Zaaknummer
18/00379 t/m 18/00381

Inhoudsindicatie

IB/PVV. Navordering. Nieuw feit? Persoonsgebonden aftrek. Specifieke zorgkosten. Aftrekbare giften.

Uitspraak

Locatie Arnhem

nummers 18/00379 t/m 18/00381

uitspraakdatum: 10 maart 2020

Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 4 april 2018, nummers AWB 17/5507, 17/5508 en 17/5509, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Arnhem (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende zijn over de jaren 2012, 2013 en 2014 navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd. Daarbij is steeds belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de bezwaren ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Het Hof heeft partijen bij brief van 9 mei 2019 op de hoogte gesteld van het voornemen van het Hof zonder mondelinge behandeling uitspraak te doen. Partijen zijn in die brief gewezen op het recht ter zitting te worden gehoord. Voorts is daarin aangegeven dat als partijen het formulier niet binnen twee weken retourneren, het Hof ervan zal uitgaan dat partijen geen onderzoek ter zitting wensen. Beide partijen hebben aan het Hof te kennen heeft gegeven dat zij niet om een zitting verzoeken. Het Hof heeft vervolgens, gelet op het bepaalde in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht, beslist dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende was in de jaren 2012, 2013 en 2014 gehuwd met mevrouw [A] . De echtgenote van belanghebbende heeft in deze jaren geen aangiften IB/PVV ingediend.

2012

2.2.

Belanghebbende heeft de aangifte IB/PVV 2012 ingediend naar een verzamelinkomen van € 25.492. In deze aangifte zijn de navolgende uitgaven voor specifieke zorgkosten opgenomen:

Kosten medicijnen

280

Hulpmiddelen

2.805

Uitgaven voor overige aanpassingen

1.500

Uitgaven voor vervoer ivm ziekte of invaliditeit

840

Dieetkosten

850

Kleding en beddengoed

1.550

Totaal uitgaven voor specifieke zorgkosten

7.825

Af: niet aftrekbare drempel

-/- 596

In aftrek gebrachte uitgaven voor specifieke zorgkosten

7.229

Voorts heeft belanghebbende giften opgevoerd ten bedrage van € 461. Na aftrek van de drempel van € 361 heeft belanghebbende de aftrek op € 100 berekend.

2.3.

Met dagtekening 30 augustus 2013 is de primitieve aanslag IB/PVV 2012 overeenkomstig de ingediende aangifte aan belanghebbende opgelegd.

2013

2.4.

Belanghebbende heeft de aangifte IB/PVV 2013 ingediend naar een verzamelinkomen van € 14.966. In deze aangifte zijn de navolgende uitgaven voor specifieke zorgkosten opgenomen:

Kosten medicijnen

222

Hulpmiddelen

7.297

Uitgaven voor overige aanpassingen

-

Uitgaven voor vervoer ivm ziekte of invaliditeit

1.150

Dieetkosten

850

Kleding en beddengoed

1.550

Verhoging 40% x € 11.069

4.428

Totaal uitgaven voor specifieke zorgkosten

15.497

Af: niet aftrekbare drempel

-/- 551

In aftrek gebrachte uitgaven voor specifieke zorgkosten

14.946

Voorts heeft belanghebbende giften opgevoerd ten bedrage van € 668. Na aftrek van de drempel van € 334 heeft belanghebbende de aftrek op € 334 berekend.

2.5.

Met dagtekening 16 december 2015 is de primitieve aanslag IB/PVV 2013 overeenkomstig de ingediende aangifte aan belanghebbende opgelegd.

2014

2.6.

Belanghebbende heeft de aangifte IB/PVV 2014 ingediend, naar een verzamelinkomen van € 22.558. In deze aangifte zijn de navolgende uitgaven voor specifieke zorgkosten opgenomen:

Kosten medicijnen

496

Hulpmiddelen

2.814

Uitgaven voor overige aanpassingen

-

Uitgaven voor vervoer ivm ziekte of invaliditeit

287

Dieetkosten

-

Kleding en beddengoed

1.550

Genees- en heelkundige hulp

4

Verhoging 40% x € 5.151

2.059

Totaal uitgaven voor specifieke zorgkosten

7.210

Af: niet aftrekbare drempel

-/- 540

In aftrek gebrachte uitgaven voor specifieke zorgkosten

6.670

Voorts heeft belanghebbende giften opgevoerd ten bedrage van € 620. Na aftrek van de drempel van € 327 heeft belanghebbende de aftrek op € 293 berekend.

2.7.

Met dagtekening 22 januari 2016 is de primitieve aanslag IB/PVV 2014 overeenkomstig de ingediende aangifte aan belanghebbende opgelegd.

2.8.

De Inspecteur heeft onderzoek gedaan naar de aangiften die vermoedelijk door een bepaalde belastingadviseur zijn ingediend, in verband met fraude die hij mogelijk zou hebben gepleegd ter zake van door hem ingediende aangiften. De Inspecteur heeft uit het onderzoek afgeleid dat één of meer aangiften van belanghebbende zijn ingediend door deze belastingadviseur. Hij heeft op 15 juli 2016 een vragenbrief gestuurd over de aangifte IB/PVV 2015 van belanghebbende. De Inspecteur heeft belanghebbende daarin verzocht de aftrek specifieke ziektekosten en giften te onderbouwen. Belanghebbende heeft daarop gereageerd met een brief met bijlagen van 8 september 2016. De bijlagen bestaan onder meer uit facturen en bankafschriften. De Inspecteur heeft het standpunt ingenomen dat belanghebbende de aftrek van specifieke ziektekosten en giften niet aannemelijk heeft gemaakt en heeft deze bij primitieve aanslag IB/PVV 2015, van 21 oktober 2016, gecorrigeerd.

2.9.

De behandeling van de aangifte IB/PVV 2015 van belanghebbende heeft de Inspecteur aanleiding gegeven belanghebbende op 18 maart 2017 vragenbrieven te sturen waarin hem is gevraagd informatie en bewijsstukken te verstrekken ter zake van de in aftrek gebrachte specifieke zorgkosten en giften in de aangiften IB/PVV 2012, 2013 en 2014. Belanghebbende heeft daarop gereageerd bij brief van 6 april 2017. Daarin heeft hij aangegeven dat hij niet meer over bewijsstukken beschikt omdat hij na ontvangst van de definitieve aanslagen de administratie heeft opgeruimd.

2.10.

De Inspecteur heeft vervolgens op 20 mei 2017 de onderhavige navorderingsaanslagen opgelegd. Daarin zijn de uitgaven voor specifieke zorgkosten alsmede de giften niet in aftrek toegelaten. De daartegen door belanghebbende ingestelde bezwaren en beroepen zijn ongegrond verklaard.

3 Geschil

3.1.

In hoger beroep is in geschil of de Inspecteur bevoegd is de onderhavige navorderingsaanslagen en de beschikkingen belastingrente aan belanghebbende op te leggen.

3.2.

De Inspecteur beantwoordt deze vraag bevestigend. Hij heeft zich daarbij primair op het standpunt gesteld dat de navorderingsaanslagen terecht zijn opgelegd omdat sprake is van een nieuw feit en subsidiair dat sprake is van (aan belanghebbende toe te rekenen) kwade trouw aan de zijde van de belastingadviseur die de aangifte heeft verzorgd. Verder stelt de Inspecteur zich op het standpunt dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij de in aftrek gebrachte specifieke zorgkosten en giften heeft gemaakt. Van gewekt vertrouwen is voorts geen sprake.

3.3.

Belanghebbende stelt daartegenover dat reeds definitieve aanslagen zijn opgelegd, zodat niet kan worden nagevorderd. Van toe te rekenen kwade trouw is evenmin sprake omdat hij, anders dan waarvan de Inspecteur uitgaat, de aangiften zelf heeft ingediend. Belanghebbende heeft geen bewijsstukken meer van de in aftrek gebrachte zorgkosten omdat de aanslagen definitief waren. Bovendien heeft de Inspecteur in eerdere jaren aftrek van specifieke zorgkosten en giften wel toegestaan.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing