Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 10-03-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:2104, 18/00561 t/m 18/00563

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 10-03-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:2104, 18/00561 t/m 18/00563

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
10 maart 2020
Datum publicatie
27 maart 2020
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2020:2104
Formele relaties
Zaaknummer
18/00561 t/m 18/00563

Inhoudsindicatie

IB/PVV. Navordering. Nieuw feit? Persoonsgebonden aftrek. Specifieke zorgkosten. Aftrekbare giften.

Uitspraak

Locatie Arnhem

nummers 18/00561 t/m 18/00563

uitspraakdatum: 10 maart 2020

Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 22 mei 2018, nummers AWB 17/6898, 17/6899 en 17/6900, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Arnhem (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende zijn over de jaren 2013 en 2014 navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd. Voorts is aan belanghebbende een aanslag IB/PVV 2015 opgelegd. Daarbij is steeds belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar de bezwaren ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Het Hof heeft partijen bij brief van 9 mei 2019 op de hoogte gesteld van het voornemen van het Hof zonder mondelinge behandeling uitspraak te doen. Partijen zijn in die brief gewezen op het recht ter zitting te worden gehoord. Voorts is daarin aangegeven dat als partijen het formulier niet binnen twee weken retourneren, het Hof ervan zal uitgaan dat partijen geen onderzoek ter zitting wensen. Beide partijen hebben aan het Hof te kennen heeft gegeven dat zij niet om een zitting verzoeken. Het Hof heeft vervolgens, gelet op het bepaalde in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht, beslist dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is geboren [in] 1927. Zij woont op het adres [a-straat 1] te [Z] . In de jaren 2013, 2014 en 2015 heeft op dit adres ook een zoon van belanghebbende, [A] (hierna: de zoon), gewoond.

2.2.

Belanghebbende heeft op 4 januari 2014 voor de IB/PVV 2013 aangifte gedaan van een belastbaar inkomen uit werk en woning (box 1) van € 2.414. In deze aangifte heeft belanghebbende € 13.406 persoonsgebonden aftrek (€ 12.997 specifieke zorgkosten en € 409 giften) in aanmerking genomen.

2.3.

Met dagtekening 16 december 2015 heeft de Inspecteur aan belanghebbende een aanslag opgelegd overeenkomstig de aangifte.

2.4.

Belanghebbende heeft op 28 juni 2015 voor de IB/PVV 2014 aangifte gedaan van een belastbaar inkomen uit werk en woning (box 1) van € 2.595. In deze aangifte heeft belanghebbende € 13.507 persoonsgebonden aftrek (€ 13.116 specifieke zorgkosten en € 391 giften) in aanmerking genomen.

2.5.

Met dagtekening 7 april 2016 heeft de Inspecteur aan belanghebbende een aanslag opgelegd overeenkomstig de aangifte.

2.6.

Belanghebbende heeft op 1 maart 2016 voor de IB/PVV 2015 aangifte gedaan van een belastbaar inkomen uit werk en woning (box 1) van € 434. In deze aangifte heeft belanghebbende € 15.801 persoonsgebonden aftrek (€ 15.421 specifieke zorgkosten en € 380 giften) in aanmerking genomen.

2.7.

De zoon is door de FIOD aangemerkt als verdachte in een strafzaak in verband met onder andere het doen van onjuiste aangiften. Uit onderzoek van de FIOD is gebleken dat de aangiften 2013, 2014 en 2015 van belanghebbende zijn verzonden vanaf het IP-adres van de zoon. De Inspecteur heeft op 4 juli 2016 een vragenbrief gestuurd over de aangifte IB/PVV 2015 van belanghebbende en heeft belanghebbende daarin verzocht de aftrek specifieke ziektekosten en giften te onderbouwen. Belanghebbende heeft daarop gereageerd met een brief met bijlagen van 25 juli 2016. De bijlagen bestaan onder meer uit kassabonnen en facturen. De Inspecteur heeft het standpunt ingenomen dat belanghebbende de aftrek van specifieke ziektekosten niet aannemelijk heeft gemaakt maar de giften wel voor een bedrag van € 422. Na het in aanmerking nemen van de drempel concludeert de Inspecteur tot aftrekbare giften van € 260. Met dagtekening 25 april 2017 heeft de Inspecteur aan belanghebbende de aanslag IB/PVV 2015 opgelegd. Het belastbaar inkomen uit werk en woning is vastgesteld op € 15.975. Het daartegen door belanghebbende ingestelde bezwaar en beroep is ongegrond verklaard.

2.8.

De behandeling van de aangifte IB/PVV 2015 van belanghebbende heeft de Inspecteur aanleiding gegeven belanghebbende op 18 maart 2017 vragenbrieven te sturen waarin haar is gevraagd informatie en bewijsstukken te verstrekken ter zake van de in aftrek gebrachte specifieke zorgkosten en giften in de aangiften IB/PVV 2013 en 2014. Belanghebbende heeft daarop gereageerd bij brief van 6 april 2017. Daarin heeft zij aangegeven dat zij niet meer over bewijsstukken beschikt omdat zij reeds de definitieve aanslagen heeft ontvangen.

2.9.

De Inspecteur heeft vervolgens op 7 juni 2017 de onderhavige navorderingsaanslagen opgelegd. Daarin zijn de uitgaven voor specifieke zorgkosten alsmede de giften niet in aftrek toegelaten. De daartegen door belanghebbende ingestelde bezwaren en beroepen zijn ongegrond verklaard.

3 Geschil

3.1.

In hoger beroep is in geschil of de Inspecteur bevoegd is de onderhavige navorderingsaanslagen en de beschikkingen belastingrente aan belanghebbende op te leggen. Voorts is in geschil of de correcties van de aanslag IB/PVV 2015 terecht zijn aangebracht.

3.2.

De Inspecteur beantwoordt deze vragen bevestigend. Hij heeft zich daarbij primair op het standpunt gesteld dat de navorderingsaanslagen terecht zijn opgelegd omdat ter zake van de navorderingsaanslagen sprake is van een nieuw feit. Verder stelt de Inspecteur zich op het standpunt dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij de in aftrek gebrachte specifieke zorgkosten en giften heeft gemaakt. Van gewekt vertrouwen is voorts geen sprake.

3.3.

Belanghebbende stelt daartegenover dat reeds definitieve aanslagen zijn opgelegd, zodat niet kan worden nagevorderd. Belanghebbende heeft geen bewijsstukken meer van de in aftrek gebrachte zorgkosten omdat de aanslagen definitief waren. Bovendien heeft de Inspecteur in eerdere jaren aftrek van specifieke zorgkosten en giften wel toegestaan.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing