Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 10-03-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:2111, 19/00602
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 10-03-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:2111, 19/00602
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 10 maart 2020
- Datum publicatie
- 27 maart 2020
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2020:2111
- Zaaknummer
- 19/00602
Inhoudsindicatie
OB. Geen aftrek voorbelasting huur kantoorruimte omdat niet is voldaan aan voorwaarden belaste verhuur. Aanvullend recht op aftrek voorbelasting voor aanleg parkeerplaatsen en tuin omdat groter deel toerekenbaar is aan belaste handelingen. Vergrijpboete.
Uitspraak
locatie Arnhem
nummer 19/00602
uitspraakdatum: 10 maart 2020
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 25 maart 2019, nummer AWB 17/3182, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Zwolle (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd. Bij beschikkingen is belastingrente berekend en is een vergrijpboete opgelegd.
De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar de aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag verminderd. De Inspecteur heeft de belastingrente en de vergrijpboete overeenkomstig verminderd.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en de boete ambtshalve verminderd wegens overschrijding van de redelijke termijn.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 januari 2020. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht. De zaak is gelijktijdig behandeld met het hoger beroep van de fiscale eenheid [A] B.V. en [B] B.V. (nummers 19/00600 en 19/00601).
2 Vaststaande feiten
[A] B.V. (hierna: Beheer) houdt 100% van de aandelen in [B] B.V. (hierna: Diensten) en in belanghebbende. Beheer houdt zich bezig met het management van haar deelnemingen. Diensten adviseert en bemiddelt bij hypotheken en verzekeringen. Belanghebbende is ook ondernemer voor de omzetbelasting.
[C] (hierna: [C] ) houdt 100% van de aandelen in Beheer. Hij is direct dan wel indirect bestuurder van Beheer, Diensten en belanghebbende.
[C] is op huwelijkse voorwaarden gehuwd met [D] (hierna: de echtgenote). [C] en de echtgenote hebben in 2010 een woning laten bouwen op een perceel waarvan zij beiden eigenaar zijn. In de woning zijn kantoorruimten ingericht. Op het perceel zijn voorts een tuin en vier parkeerplaatsen aangelegd.
Tussen partijen is niet in geschil dat de kantoorruimten en de parkeerplaatsen in gebruik zijn bij de onder 2.1. genoemde vennootschappen. De kantoorruimten zijn in maart 2011 in gebruik genomen. [C] en de echtgenote hebben het woongedeelte in juli 2011 betrokken. De tuin en de parkeerplaatsen zijn in 2012 gereed gekomen.
Tot de gedingstukken behoren kopieën van vier facturen van [E] geadresseerd aan “Fam. [C] ”. De facturen zijn uitgereikt tussen 12 juli 2011 en 28 september 2011. De derde factuur is een creditfactuur voor teveel geleverde planten. De omschrijvingen op deze facturen luiden als volgt:
- Betreft aanleg tuin volgens afspraak (factuur 1);
o Arbeid en materiaal volgens offerte;
o Graszoden;
- Betreft geleverde planten (factuur 2);
o Plantmateriaal volgens afspraak;
- Betreft teveel planten berekend (factuur 3);
o Plantmateriaal;
- Betreft extra werk volgens afspraak (factuur 4)
o Volgens afspraak.
Tot de gedingstukken behoort eveneens een schets van het perceel, met inbegrip van de tuin.
Beheer heeft op 27 april 2012 € 28.180 en € 18.000 overgemaakt op een derdengeldrekening met de omschrijving “ [C] / [E] ”.
Tot de gedingstukken behoort een kopie van een factuur van [E] aan belanghebbende van 21 september 2012 met de omschrijvingen: “Betreft aanleg verlichting en parkeerpl” en “DIVERSE Volgens afspraak”. Op de factuur is € 6.527,06 aan omzetbelasting vermeld.
De Inspecteur heeft in 2013 bij belanghebbende een boekenonderzoek ingesteld. Het rapport is uitgebracht op 26 maart 2015. De naheffingsaanslag is naar aanleiding van het boekenonderzoek opgelegd.
De Inspecteur heeft op 18 november 2014 een derdenonderzoek aangekondigd bij [E] v.o.f. Tot de gedingstukken behoort een handgeschreven verslag van het bezoek van 19 november 2014. Dit verslag luidt, voor zover van belang, als volgt:
“Blijft niet anders dan [E] te vragen naar [X] BV Deze naam zegt hem niets. De naam [C] zoveel te meer. Daar heeft hij de nodige gegevens van. [E] wil het liefste de naam [C] uit zijn systeem wissen. Hij heeft heel veel problemen gehad met [C] . [C] was heel tevreden over het werk/tuinaanleg. Hij wilde echter niet betalen. Iedere keer had hij volgens [E] een smoes om de betaling op te houden. (…) Uiteindelijk heeft [E] zijn vordering uit handen gegeven aan een advocaat. Deze heeft beslag laten leggen op bezittingen van [C] .
Uiteindelijk heeft [C] betaald.
De offerte en facturen die [E] heeft opgesteld n.a.v. zijn werkzaamheden zijn op naam gesteld van fam. [C] .
Ook de correspondentie van de advocaat staan op naam [C] .
Tijdstip werkzaamheden febr/mrt 2011.
Volgens dhr. [E] woonde [C] nog niet eens in [Z] t.t.v. het uitvoeren v.d. werkzaamheden.
De werkzaamheden die zijn gefactureerd betreffen het uitvoeren v.d. aanleg v.d. volledige tuin en niet alleen de parkeerplaats.
Facturen 28/09/2011 € 14000 incl.
16/08/2011 920 incl.
28.180 incl.”
De voormalig adviseur van Beheer en haar deelnemingen, [F] (hierna: [F] ), heeft op 12 december 2014 aan [C] een verslag gestuurd van het gesprek met [G] van de Belastingdienst (hierna: [G] ). In dit verslag is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:
“Op vrijdag 16 augustus 2013 hebben wij gezamenlijk overleg gehad met de heer [G] van de belastingdienst in verband met de belastingcontrole omzetbelasting en vennootschapsbelasting. Deze bespreking vond plaats op jouw kantoor aan de [a-straat 1] in [Z] . De heer [G] heeft dus de situatie van de kantoor- en parkeerruimte ter plekke waargenomen. In de bespreking heeft hij aangegeven, dat de kantoor- en parkeerruimte fiscaal zakelijk konden worden aangemerkt. Hij heeft tijdens die bespreking nog een toelichting gegeven op de 10 jarige herzieningsregeling voor investeringsgoederen en een berekening gemaakt op basis van de btw over het geïnvesteerde bedrag zijnde € 23.000, waarbij pro rato van de belaste en vrijgestelde prestaties de btw in 10 jaar teruggevorderd kan worden. (..)”
[H] Makelaars heeft op 26 november 2015 een waardeverklaring afgegeven voor de kantoorruimte (€ 100.000 exclusief btw), de grond (circa € 46.000 exclusief btw), de tuin inclusief beplanting, straatwerk en verlichting (€ 15.000 exclusief btw) en de parkeerplaatsen (€ 12.500 exclusief btw). De huurwaarde van de grond onder het kantoor is berekend op € 3.000 exclusief btw en de huurwaarde van de grond onder het parkeerterrein op € 2.500 exclusief btw.
Belanghebbende heeft op 16 oktober 2013 voor het jaar 2011 om een teruggaaf van € 6.358 verzocht. Deze teruggaaf is niet verleend.
Tot de stukken van het geding behoort een brief van 31 januari 2017 van [I] (hierna: [I] ) van de Belastingdienst aan belanghebbende over de afwikkeling van het bezwaarschrift tegen de aanslag vennootschapsbelasting voor het jaar 2012. In de brief is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:
“(…) De navorderingsaanslag vennootschapsbelasting 2012 met aanslagnummer [00000] .V.27.0112 wordt gedeeltelijk verminderd.
De investering in tuin en parkeerplaatsen die voor rekening van de BV komt bedraagt, zoals blijkt uit het taxatierapport van [H] makelaars van 26 november 2015 € 27.500 in plaats van € 34.353.
De huurwaarde van de aan de BV ter beschikking gestelde grond bedraagt € 2.500 exclusief omzetbelasting.
Er zal alsnog een vaststellingsovereenkomst, te vergelijken met een recht van erfpacht, opgemaakt dienen te worden tussen [X] BV en de heer [C] en mevrouw M.A.L. [C] -Vonno. (...)”
Tot de gedingstukken behoort een vaststellingsovereenkomst, gesloten tussen belanghebbende en [C] en de echtgenote. In de overeenkomst is, voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven, het volgende opgenomen:
“Overwegingen:
a. a) Dat Dhr. [C] en Mevr. [D] eigenaars zijn van het perceel (parkeerplaatsen en tuin) dat gevestigd is op de [a-straat 1] , [Z] .
b) Dhr. [C] en Mevr. [D] verlenen het recht van opstal aan [X] B.V.
c) Dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de huur vergoeding door , [X] B.V., aan Dhr. en Mevr. [C] voor het gebruik van de ondergrond.
d) De jaarlijkse huur vergoeding door [X] B.V., is vastgesteld op jaarlijks € 2.500,- excl. B.T.W.
e) Bij beëindiging van de B.V. of de verkoop van de parkeerplaatsen en tuingedeelte door [X] B.V.(inpandig kantoorgedeelte) zal er een vergoeding betaald en worden overgedragen de heer [C] en Mevr [D] , die opdat moment in overeenstemming is met de dan geldende economische waarde bepaling van het inpandige kantoorpand gedeelte
f) Dat partijen daarom deze overeenkomst ( de"overeenkomst ") sluiten.”
3 Geschil
In geschil is of de naheffingsaanslag terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd. In dit verband beroept belanghebbende zich ook op gewekt vertrouwen. Ook is de vergrijpboete in geschil.