Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 17-03-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:2425, 19/00006

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 17-03-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:2425, 19/00006

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
17 maart 2020
Datum publicatie
27 maart 2020
Annotator
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2020:2425
Zaaknummer
19/00006

Inhoudsindicatie

IB/PVV. Ambtshalve vermindering.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 19/00006

uitspraakdatum: 17 maart 2020

Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 27 november 2018, nummer AWB 18/2732, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Den Haag (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is met dagtekening 28 mei 2016 voor het jaar 2015 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning, tevens verzamelinkomen, van € 21.157.

1.2.

Bij beschikking van 14 december 2017 heeft de Inspecteur de aanslag IB/PVV voor het jaar 2015 ambtshalve verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning, tevens verzamelinkomen, van € 11.092.

1.3.

De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar het bezwaar tegen de beschikking van 14 december 2017 ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.5.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 februari 2020. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is gehuwd met [A ] (hierna: de echtgenoot).

2.2.

In 2015 heeft de echtgenoot een lijfrente-uitkering van € 10.065 genoten van [B] N.V.

2.3.

Op 2 april 2016 heeft belanghebbende over het jaar 2015 aangifte IB/PVV gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 21.157, bestaande uit:

Stichting Pensioenfonds [C]

€ 1.291

[B] N.V.

€ 10.065

Sociale Verzekeringsbank

€ 9.801

€ 21.157

2.4.

De Inspecteur heeft met dagtekening 28 mei 2016 de aanslag, conform de aangifte, opgelegd naar een belastbaar inkomen, tevens verzamelinkomen, van € 21.157. De aanslag resulteert in een te ontvangen bedrag van € 248.

2.5.

De echtgenoot heeft de lijfrente-uitkering van [B] N.V. niet in zijn aangifte IB/PVV over het jaar 2015 opgenomen. In verband daarmee heeft de Inspecteur bij de aanslagregeling van de echtgenoot het aangegeven belastbare inkomen uit werk en woning verhoogd met € 10.065.

2.6.

Bij beschikking van 14 december 2017 (hierna: de verminderingsbeschikking) heeft de Inspecteur het belastbare inkomen uit werk en woning van belanghebbende over 2015 (€ 21.157) ambtshalve verminderd met het bedrag van de lijfrente-uitkering (€ 10.065). De ambtshalve verminderde aanslag IB/PVV is berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning, tevens verzamelinkomen, van € 11.092. Bij de berekening van het bedrag van de ambtshalve herziene aanslag heeft de Inspecteur een (fictief) bedrag van € 17 aan ingehouden dividendbelasting verrekend. Als gevolg daarvan is het bedrag van de aanslag na herziening niet gewijzigd. De beschikking van 14 december 2017 vermeldt – voor zover hier van belang – het volgende:

“Waarom deze beschikking?

Uw aanslag inkomstenbelasting / premie volksverzekeringen 2015, nummer (…) is door de inspecteur opnieuw berekend. De verschuldigde inkomstenbelasting / premie volksverzekeringen is niet gewijzigd. Het verzamelinkomen is opnieuw vastgesteld. (…).”

3 Geschil

In geschil is of de Inspecteur de verminderingsbeschikking terecht heeft genomen. Belanghebbende meent van niet, en stelt dat haar aanslag over het jaar 2015 waarin het bedrag van de lijfrente-uitkering aan haar echtgenoot is begrepen, onherroepelijk vaststond en dat het als gevolg daarvan de Inspecteur niet meer vrijstond die lijfrente-uitkering (ook) bij haar echtgenoot te belasten.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing