Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 24-03-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:2530, 19/00136
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 24-03-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:2530, 19/00136
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 24 maart 2020
- Datum publicatie
- 3 april 2020
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2020:2530
- Zaaknummer
- 19/00136
Inhoudsindicatie
IB/PVV. Bron van inkomen. Dienstverlening op het gebied van persoonlijke ontwikkeling en de opvoedings- en onderwijspraktijk. Objectieve voordeelsverwachting?
Uitspraak
locatie Arnhem
nummer 19/00136
uitspraakdatum: 24 maart 2020
Uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 19 december 2018, nummer AWB 18/1068, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2012 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd.
De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar het bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 januari 2020. Tegelijkertijd, maar niet gevoegd, zijn behandeld de zaken met kenmerken: 19/00135 en 19/00137. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Vaststaande feiten
Belanghebbende is klinisch pedagoog. Zij is werkzaam in het onderwijs. In 2012 heeft zij een dienstbetrekking van 32 uur per week bij de [A] (hierna: de [A] ). Zij heeft in 2012 een bedrag van € 61.684 aan loon uit dienstbetrekking genoten.
Belanghebbende is gehuwd met [B] (hierna: [B] ). [B] is afgestudeerd socioloog. Hij is thans gepensioneerd, maar was in 2012 werkzaam in het onderwijs. Hij had een voltijds dienstverband bij een [C] . Hij coachte daar leerlingen en hun (stage)begeleiders om te voorkomen dat zij vastlopen in het onderwijs. In 2012 heeft hij een bedrag van € 59.727 aan loon uit dienstbetrekking genoten.
Belanghebbende en [B] hebben een dochter, [D] (hierna: de dochter). De dochter is in 2012 in Engeland afgestudeerd als master Near- en Middle Eastern Studies en weer thuis gaan wonen.
[E] V.O.F.
Belanghebbende, [B] en de dochter zijn met ingang van 1 januari 2012 een vennootschap onder firma met elkaar aangegaan, onder de naam [E] V.O.F. (hierna: de vof). Zij hebben daartoe op 10 september 2012 een overeenkomst (hierna: de vof‑overeenkomst) gesloten. In de overeenkomst is onder meer het volgende overeengekomen:
“Bij het aangaan van deze overeenkomst hebben de ondergetekenden zich laten leiden door de volgende feiten en overwegingen:
-
De vennoot sub 1 [Hof: belanghebbende] oefent sinds 1 januari 1995 voor eigen rekening en risico een onderneming uit waarvan de activiteiten voornamelijk bestaan uit het exploiteren van het verlenen van pedagogisch advies, persoonlijke hulp en algemene voorlichting in de ruimste zin van het woord.
-
De vennoten wensen de voorwaarden en bepalingen, welke het tussen hen bestaande samenwerkingsverband per 1 januari 2012 beheersen en over welke zij overeenstemming hebben bereikt, schriftelijk vast te leggen in de navolgende overeenkomst van vennootschap.
Artikel 1 Aanvang en duur
De overeenkomst van vennootschap onder firma is aangegaan voor onbepaalde tijd. Het bedrijf wordt met ingang van 1 januari 2012 voor gezamenlijke rekening en risico uitgeoefend.
Artikel 2 Doel en vestiging
Deze overeenkomst van vennootschap onder firma heeft tot doel de zakelijke dienstverlening op het gebied van persoonlijke ontwikkeling en de opvoedings- en onderwijspraktijk, dit alles in de ruimste zin van het woord.
Het bedrijf van de vennootschap is gevestigd te [Z] en wordt uitgeoefend onder de naam “ [E] V.O.F.”.
Artikel 3 Inbreng
1. Door de vennoten is op 1 januari 2012 in de vennootschap ingebracht:
door vennoot sub 1 wordt ingebracht:
a. de door de vennoot sub 1 in de vorm van een eenmanszaak gedreven onderneming “ [E] ”, partijen genoegzaam bekend zodat geen nadere omschrijving is verlangd;
b. arbeid, vlijt, kennis en zakelijke relaties, een en ander vertegenwoordigd in de persoon van mevrouw [X] . De vennoot sub 1 is niet zelfstandig bevoegd om een andere persoon de, binnen het kader van de samenwerking in te brengen, arbeid te laten verrichten.
c. de vennoot sub 1 behoudt zich de stille reserves voor welke rusten op de door haar op 1 januari 2012 tegen boekwaarde ingebrachte bedrijfsmiddelen. De voorbehouden stille reserves zijn gelijk aan het verschil tussen de inbrengwaarde en de waarden in het economisch verkeer van een bedrijfsmiddel op het moment van inbreng.
door vennoot sub 2 (Hof: [B] ):
a. arbeid, vlijt, kennis en zakelijke relaties, een en ander vertegenwoordigd in de persoon van de heer [B] . De vennoot sub 2 is niet zelfstandig bevoegd om een andere persoon de, binnen het kader van de samenwerking in te brengen, arbeid te laten verrichten.
door vennoot sub 3 (Hof: de dochter):
a. arbeid, vlijt, kennis en zakelijke relaties, een en ander vertegenwoordigd in de persoon van mevrouw [X] . De vennoot sub 3 is niet zelfstandig bevoegd om een andere persoon de, binnen het kader van de samenwerking in te brengen, arbeid te laten verrichten.
(…)
Artikel 8 Winst en verlies
1. (…)
2. Het normale jaarlijkse resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening wordt steeds verdeeld met inachtneming van de volgende aandelen in dat bedrijfsresultaat en ongeacht of dat bedrijfsresultaat positief of negatief is.
De vennoot sub 3 ontvangt jaarlijks een arbeidsvergoeding vooraf van € 25.000.
Iedere vennoot ontvangt of draagt jaarlijks een vergoeding over zijn aandeel in het kapitaal van de vennootschap onder firma per begin van het boekjaar van zes procent (6%).
Hetgeen na de hiervoor vermelde vergoedingen als positief of negatief saldo resteert, wordt jaarlijks als volgt verdeeld;
- de vennoot sub 1 ontvangt of draagt 33,33 %;
- de vennoot sub 2 ontvangt of draagt 33,33 %;
- de vennoot sub 3 ontvangt of draagt 33,33 % .
(…)”.
Werkzaamheden van [B]
[B] heeft in 2012 geen bijdrage geleverd aan de omzet van de vof. Pas in 2017, nadat hij in verband met zijn pensionering zijn dienstbetrekking bij het [C] had beëindigd, heeft belanghebbende zich ingezet voor de vof.
Werkzaamheden van belanghebbende; inbreng in de vof
In de periode vanaf 1995 tot 1 januari 2012 heeft belanghebbende een onderneming gedreven in de vorm van een eenmanszaak onder de namen [F] en [E] (hierna: de eenmanszaak). De bedrijfsomschrijving van de eenmanszaak luidde: pedagogisch advies, persoonlijke hulp, algemene voorlichting en het geven van trainingen. Het pedagogisch advies wordt telefonisch, door middel van brochures en via de website gegeven. De eenmanszaak richtte zich op opvoedingsondersteuning en hulp aan de opvoeders van jonge kinderen.
Vanaf 2009 heeft belanghebbende een negatief bedrag als winst uit onderneming uit de eenmanszaak aangegeven. In de periode van 2009 tot 2012 heeft belanghebbende haar dienstverband bij de [A] uitgebreid, als gevolg waarvan zij minder tijd kon besteden aan de eenmanszaak.
Per 1 januari 2012 heeft belanghebbende de eenmanszaak ingebracht in de vof.
Werkzaamheden van de dochter
De dochter heeft in 2012 als autodidact de website van [E] vernieuwd en uitgebreid met een webwinkel.
De dochter heeft in 2013 en 2014, gedurende drie dagen per week, werkzaamheden (hierna: de [G] ‑werkzaamheden) verricht bij het [G] (hierna: [G] ). In opdracht van het [G] heeft zij de (reeds bestaande) hygiënerichtlijnen tekstueel herschreven, zodat deze toegankelijker werden voor mensen die medisch gezien niet zijn onderlegd. De [G] ‑werkzaamheden waren zuiver tekstueel van aard. Voor de [G] ‑werkzaamheden heeft de vof in 2013 en 2014 € 27.769,50 respectievelijk € 13.823,04 gefactureerd aan het [G] .
In augustus en september 2014 heeft de dochter in Frankrijk een opleiding gevolgd met het oog op een dienstverband in de Verenigde Arabische Emiraten (V.A.E.). Vanaf het najaar 2014 tot eind 2016 heeft zij op middelbare scholen in de V.A.E. les gegeven in de Engelse taal.
In 2017 is de dochter in Nederland werkzaam geweest in dienstbetrekking bij [H] . Zij heeft in 2017 een loon van € 30.871 genoten.
Resultaat van de vof
De omzet van de vof bedroeg volgens de aangiften in de jaren 2012 tot en met 2016:
€ |
|
2012 |
2.957 |
2013 |
29.604 |
2014 |
20.552 |
2015 |
5.365 |
2016 |
4.036 |
Het resultaat van de vof bedroeg volgens de aangiften in de jaren 2012 tot en met 2016:
€ |
|
2012 |
966 |
2013 |
22.498 |
2014 |
13.168 |
2015 |
869 |
2016 |
139 |
In 2012 hebben belanghebbende en [B] met betrekking tot de vof betalingen gedaan van hun privérekening. Het gaat daarbij om € 7.740 en € 6.418. De dochter heeft in 2012 een privé-onttrekking gedaan van € 12.260.
Aangifte en aanslagregeling
Belanghebbende heeft over 2012 aangifte IB/PVV gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 54.192. Dit bedrag is als volgt samengesteld:
Winst uit onderneming |
7.740 |
|
MKB‑winstvrijstelling |
928 |
|
Belastbare winst uit onderneming |
6.812 |
|
Loon uit dienstbetrekking |
61.684 |
|
Inkomsten uit de eigen woning |
0 |
|
Uitgaven voor inkomensvoorzieningen |
680 |
|
Belastbaar inkomen uit werk en woning |
54.192 |
Naar aanleiding van de aangifte van belanghebbende heeft de Inspecteur nadere informatie opgevraagd. In dit verband is uitvoerig gecorrespondeerd tussen de gemachtigde van belanghebbende en de Inspecteur. Er zijn ook gesprekken tussen partijen geweest, in totaal drie.
Met dagtekening 13 januari 2017 heeft de Inspecteur de aanslag IB/PVV 2012 vastgesteld. Daarbij is de (negatieve) belastbare winst uit onderneming niet in aanmerking genomen.
3 Geschil
In geschil is of belanghebbende belastbare winst uit onderneming van € 6.812 negatief in aanmerking mag nemen. Meer in het bijzonder is in geschil of er sprake is van een bron van inkomen.
Belanghebbende betoogt dat sprake is van een bron van inkomen. De Inspecteur bestrijdt dat.
Belanghebbende concludeert tot vermindering van de aanslag.
De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.