Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 07-04-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:2680, 19/01182

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 07-04-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:2680, 19/01182

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
7 april 2020
Datum publicatie
10 april 2020
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2020:2680
Formele relaties
Zaaknummer
19/01182

Inhoudsindicatie

WW-uitkering die deels ziet op 2015 is terecht volledig tot het verzamelinkomen van 2016 gerekend.

Uitspraak

locatie Leeuwarden

nummer 19/01182

Uitspraakdatum: 7 april 2020

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 1 augustus 2019, nummer LEE 18/4072, ECLI:NL:RBNNE:2019:3453,

in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Arnhem (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2016 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd.

1.2.

De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard en het verzoek om de aanslag ambtshalve te verminderen afgewezen.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraak en die afwijzing in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de uitspraak van de Inspecteur vernietigd voor zover het bezwaar tegen de aanslag niet-ontvankelijk is verklaard, het beroep betreffende – de door de Rechtbank als zodanig aangemerkte – uitspraak op het bezwaar tegen de afwijzing van het verzoek om de aanslag ambtshalve te verminderen ongegrond verklaard en de Inspecteur opgedragen het betaalde griffierecht van € 46 aan belanghebbende te vergoeden.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft verweer gevoerd.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 maart 2020. Daarbij zijn verschenen en gehoord mr. [A] en [B] namens de Inspecteur. Belanghebbende is bij brief van 13 januari 2020 uitgenodigd aan het adres [a-straat 1] , [Z] voor de mondelinge behandeling van 3 maart 2020 om 10.30 uur te Leeuwarden. Deze brief is blijkens informatie van post.nl op 14 januari 2020 bij belanghebbende bezorgd.

1.6.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende had over de periode 7 december 2015 tot en met 10 januari 2016 recht op een WW-uitkering. In de betaalspecificatie van het UWV van 11 januari 2016, die betrekking heeft op de periode van 7 december 2015 tot en met 3 januari 2016, en de betaalspecificatie van 20 januari 2016, die betrekking heeft op de periode van 4 januari 2016 tot en met 10 januari 2016, staan bedragen van € 1.092,21, respectievelijk € 275,95 als bruto WW-uitkering.

2.2.

Het UWV heeft bij brief van 17 mei 2018 een toelichting gegeven op de berekening van de jaaropgaaf over 2016. In die brief staat onder meer:

"De berekening van de jaaropgaaf WW 2016 is als volgt:

periode 07-12-2015 t/m 03-01-2016 bruto: € 1.092,21 loonheffing € 225,75

periode 04-01-2016 t/m 10-01-2016 bruto: € 275,95 loonheffing € 57,45

vakantiegeld bruto: € 402,84 loonheffing € 147,23

Totaal loon: € 1.771,00 loonheffing € 430,43

De ingehouden loonheffing wordt op hele bedragen afgerond tot € 431,00

Omdat de bedragen in 2016 zijn uitbetaald moeten deze worden verantwoord in de jaaropgaaf

van 2016."

2.3.

In de jaaropgaaf van het UWV over 2016 staat een bedrag aan loon (werkloosheidsuitkering) van € 1.771.

2.4.

De Inspecteur heeft met dagtekening 22 september 2017 aan belanghebbende een aanslag in de IB/PVV voor het jaar 2016 opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning, tevens verzamelinkomen, van € 27.817. Het bedrag aan werkloosheidsuitkering van € 1.771 is hierbij in aanmerking genomen.

2.5.

Het UWV heeft bij brieven van 17 en 18 mei 2018 uitleg gegeven over de vaststelling van de jaaropgaaf over 2016. In de brief van 18 mei 2018 staat, onder meer, het volgende:

"(…) Het totaalbedrag op de jaaropgave 2016 is vastgesteld op basis van de WW-uitkering die in 2016 aan u uitbetaald is. In 2016 is de WW periode van 7 december 2015 tot en met 10 januari 2016 en het gereserveerde vakantiegeld aan u overgemaakt. Aan WW-uitkering werd in 2016 € 1.368,16 aan u uitbetaald en € 402,84 vakantiegeld, totaal € 1.771,-. (u zie hiervoor tevens de door ons verzonden specificaties). (…)".

3 Geschil

3.1.

In geschil is of het verzamelinkomen voor 2016 naar een juist bedrag is vastgesteld. Meer in het bijzonder is in geschil of het bedrag van € 1.771 aan WW-uitkering volledig tot het verzamelinkomen over 2016 gerekend dient te worden.

3.2.

Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat een deel van de WW-uitkering van € 1.771, door haar geschat op € 974, aan het belastingjaar 2015 moet worden toegerekend.

3.3.

De Inspecteur stelt dat het verzamelinkomen voor 2016 naar een juist bedrag is vastgesteld.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing