Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 07-04-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:2704, 19/00648 tm 19/00651
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 07-04-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:2704, 19/00648 tm 19/00651
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 7 april 2020
- Datum publicatie
- 10 april 2020
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2020:2704
- Zaaknummer
- 19/00648 tm 19/00651
Inhoudsindicatie
Belanghebbende heeft geen recht op de zelfstandigenaftrek, nu niet aannemelijk is dat aan het urencriterium is voldaan.
Uitspraak
locatie Leeuwarden
nummers 19/00648 tot en met 19/00651
uitspraakdatum: 7 april 2020
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 4 april 2019, nummers 18/2231 tot en met 18/2234, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/MKB/Kantoor Groningen (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende zijn over de jaren 2012, 2013, 2014 en 2015 navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd. Gelijktijdig met deze belastingaanslagen is bij beschikkingen belastingrente berekend.
De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar de bezwaren ongegrond verklaard.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, gelijktijdig met de zaken van [A] met de procedurenummers 19/00644 tot en met 19/00647, plaatsgevonden op 3 maart 2020. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Vaststaande feiten
Belanghebbende is geboren [in] 1969 en ongehuwd samenwonend met [A] (haar partner).
Belanghebbende was in de onderhavige jaren, samen met haar partner, vennoot in V.O.F. [B] (hierna ook: de VOF of het assurantiekantoor). De vennootschap is opgericht op 1 april 1996 en is per 1 januari 2017 beëindigd.
Belanghebbende is sinds 1 september 2000 in loondienst van [C] B.V. (hierna: het administratiekantoor). Uit tot het dossier behorende overzichten van inkomstenverhoudingen per jaar volgt dat belanghebbende uit het administratiekantoor in de jaren 2012 tot en met 2014 looninkomsten heeft genoten van respectievelijk € 8.968, € 8.374 en € 8.374 en dat zij in 2015 geen looninkomsten heeft genoten.
Blijkens de overeenkomst 'Verkoop van een assurantieportefeuille in huurkoop' (hierna: de overeenkomst) heeft de partner, handelend als vennoot van het assurantiekantoor, de assurantieportefeuille per 1 februari 2012 in huurkoop verkocht aan [D] (hierna: de huurkoper), handelend onder de naam [E] . Namens beide partijen is de overeenkomst getekend op 15 februari 2012. In de overeenkomst is onder meer bepaald dat het risico van de overgedragen assurantieportefeuille vanaf 1 februari 2012 bij de huurkoper berust en vanaf deze datum alle baten en lasten voor diens rekening zijn. Over de betaling van de koopsom is in artikel 2 van de overeenkomst onder meer het volgende bepaald:
“1. De koopsom voor de overgedragen onderneming bedraagt € 100.000,-- (…).
2. De betaling van de koopsom geschiedt als volgt:
a. Bij aanvang van de huurkoop worden de maandtermijnen van het eerste jaar, tezamen groot € 20.000,-- (…) in eens aan de Huurverkoper betaald;
b. Het restant van de huurkoopsom wordt door de Huurkoper betaald in 48 maandelijkse termijnen, groot € 1.667,-- (…). De betalingen vangen aan in februari 2013. Indien de overdracht van het beheer van de assurantieportefeuille niet op 1 januari 2012 kan plaatsvinden, zal de aanvang van de termijnbetaling evenredig verschuiven.”
In artikel 6 is een relatie- en non-concurrentiebeding opgenomen waarin onder meer is bepaald:
“1. Het is de Huurverkoper verboden om vanaf de aanvangsdatum van de huurovereenkomst voor eigen rekening of voor rekening van anderen of voor gezamenlijke rekening met anderen, althans anders dan voor rekening van de Huurkoper, te bemiddelen in assurantiën en financiële diensten bij relaties, die op de datum van overdracht van het beheer van de assurantieportefeuille behoren tot de kring van relaties van die assurantieportefeuille.
2. Het is de Huurverkoper voorts verboden om vanaf de aanvangsdatum van de huurovereenkomst voor eigen rekening of voor rekening van anderen of voor gezamenlijke rekening met anderen zich bezig te houden met de advisering omtrent assurantiën en hypotheken en de bemiddeling bij het tot stand komen van verzekerings- en hypotheekovereenkomsten in een cirkelvormig gebied met een straal van 25 kilometer rondom de vestigingsplaats van het kantoor van de Huurverkoper.”
Blijkens de 'Aanvullende overeenkomst behorende bij de overeenkomst van verkoop van een assurantieportefeuille in huurkoop tussen VOF [B] en de heer [D] ' (hierna: de aanvullende overeenkomst), namens de hiervoor genoemde partijen getekend op 6 september 2012, heeft de verkoop van de assurantieportefeuille in afwijking van het bepaalde in de overeenkomst plaatsgevonden per 1 augustus 2012 en berust het risico van de overgedragen assurantieportefeuille vanaf 1 augustus 2012 bij de huurkoper en zijn vanaf deze datum alle baten en lasten voor diens rekening. Deze aanvangsdatum is gewijzigd als gevolg van de tijd die het verkrijgen van een Wft-vergunning door de huurkoper heeft gevergd. Over de betaling van de koopsom is in artikel 3 van de aanvullende overeenkomst onder meer het volgende bepaald:
“1. In afwijking van het bepaalde in artikel 2 lid 2 van de overeenkomst van huurkoop geschiedt de betaling van de koopsom als volgt:
a. Bij aanvang van de huurkoop, mitsdien per 1 augustus 2012, worden de maandtermijnen van het eerste jaar, tezamen groot € 20.000,-- (…) in eens aan de Huurverkoper betaald;
b. Het restant van de huurkoopsom wordt door de Huurkoper betaald in 48 maandelijkse termijnen, groot € 1.667,-- (…). De betalingen vangen aan in augustus 2013.”
Het assurantiekantoor en het administratiekantoor waren, tot de beëindiging van de VOF, gevestigd op hetzelfde adres ( [a-straat] 1 te [Z] ).
Belanghebbende heeft in haar aangiften in de IB/PVV voor de jaren 2012 tot en met 2015 opgave gedaan van een belastbare winst van nihil (in verband met het in aanmerking nemen van zelfstandigenaftrek en niet gerealiseerde zelfstandigenaftrek van voorafgaande jaren). Zij heeft aangifte gedaan naar belastbare inkomens uit werk en woning van respectievelijk € 8.968 (2012), € 8.374 (2013), € 8.374 (2014) en € 0 (2015).
Belanghebbende heeft in (de specificatie bij) deze aangiften de volgende omzetten en winsten van de VOF alsmede haar winstaandeel daarin vermeld (in €):
Jaar |
Omzet |
Winst |
Aandeel in winst |
2012 |
69.271 |
19.410 |
8.735 |
2013 |
13.709 |
11.551 |
5.198 |
2014 |
19.541 |
17.404 |
8.702 |
2015 |
30.412 |
21.955 |
10.977 |
Bij de VOF heeft een boekenonderzoek plaatsgevonden. Hiervan is een controlerapport opgesteld met datum 6 maart 2018.
De Inspecteur heeft overeenkomstig de bevindingen van het boekenonderzoek bij het vaststellen van de navorderingsaanslagen correcties aangebracht. Voor alle jaren zijn de zelfstandigenaftrek en de niet gerealiseerde zelfstandigenaftrek van voorafgaande jaren niet in aanmerking genomen en is alsnog een MKB-winstvrijstelling verleend. Daarnaast is een bedrag van € 2.660 niet als kosten in aftrek toegestaan. De Inspecteur heeft de navorderingsaanslagen aldus vastgesteld naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van respectievelijk € 16.654 (2012), € 12.844 (2013), € 15.857 (2014) en € 11.727 (2015).
3 Geschil
In geschil is of belanghebbende in aanmerking komt voor de toepassing van de zelfstandigenaftrek – en in het verlengde daarvan voor de verrekening van niet gerealiseerde zelfstandigenaftrek van voorafgaande jaren. Voorts is in geschil of de Inspecteur bij belanghebbende het in rechte te honoreren vertrouwen heeft gewekt dat de aangiften voor de onderhavige jaren op het punt van de zelfstandigenaftrek niet zouden worden gecorrigeerd en of door de Inspecteur het gelijkheidsbeginsel is geschonden. Belanghebbende beantwoordt deze vragen bevestigend en de Inspecteur ontkennend. Desgevraagd heeft belanghebbende ter zitting haar grieven tegen de voor het jaar 2015 toegepaste correcties in de kostenaftrek laten varen.
Belanghebbende stelt dat zij aan het urencriterium voldoet. Zij voert daartoe aan dat de winkel waarin zowel het assurantiekantoor als het administratiekantoor wordt gedreven van maandag tot en met vrijdag is geopend van 8.00 uur tot 17.00 uur, dat de Belastingdienst in het jaar 2002 ter zake van een in 2001 gekochte auto voor de btw bij een boekenonderzoek is uitgegaan van een gebruik van de auto van 50% voor het assurantiekantoor en 50% voor het administratiekantoor, dat zij administratieve werkzaamheden verricht voor zowel het assurantiekantoor als het administratiekantoor en dat in de assurantieportefeuille 1.500 cliënten zitten, waaraan 5 minuten per maand, dus 1.500 uren per jaar dienen te worden besteed. Ten aanzien van het vertrouwensbeginsel stelt belanghebbende dat de Inspecteur in de voorgaande jaren de zelfstandigenaftrek wel heeft toegestaan. Ten aanzien van het gelijkheidsbeginsel stelt belanghebbende dat de Inspecteur de zelfstandigenaftrek wel heeft toegestaan bij andere winkeliers zonder dat deze een urenspecificatie behoefden bij te houden, alsmede bij de huurkoper en bij [F] , die als zelfstandige werkzaam was bij het assurantiekantoor, die evenmin een urenspecificatie behoefden te overleggen.
De Inspecteur heeft de standpunten van belanghebbende gemotiveerd betwist. Daarbij stelt hij zich op het standpunt dat belanghebbende niet alleen niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij in de onderhavige jaren ten minste 1.225 uren heeft besteed aan werkzaamheden voor het assurantiekantoor, maar ook dat zij deze onderneming heeft gestaakt vanaf het moment van ingaan van de huurkoopovereenkomst – volgens de Inspecteur dient hierbij te worden uitgegaan van de ingangsdatum van de overeenkomst, te weten 1 februari 2012 – en derhalve reeds om deze reden geen recht heeft op toepassing van de zelfstandigenaftrek.