Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 21-04-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:3252, 19/00425
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 21-04-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:3252, 19/00425
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 21 april 2020
- Datum publicatie
- 1 mei 2020
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2020:3252
- Zaaknummer
- 19/00425
Inhoudsindicatie
Leges. In behandeling nemen van een aanvraag om een omgevingsvergunning. Omgevingsvergunning geweigerd. Verschuldigdheid leges.
Uitspraak
Locatie Arnhem
Nummer: 19/00425
Uitspraakdatum: 21 april 2020
Uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 25 maart 2019, nummer AWB 18/1133, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van Tribuut belastingcentrum (hierna: de heffingsambtenaar).
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende leges in rekening gebracht van € 11.110,29 voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een omgevingsvergunning.
Na bezwaar van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de aanslag leges gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 maart 2020. Voorafgaand aan deze zitting heeft belanghebbende, op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht, een nader stuk ingediend. Ter zitting heeft belanghebbende een pleitnota overgelegd. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Vaststaande feiten
Belanghebbende heeft op 27 maart 2017 een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning. Omdat deze aanvraag onvolledig was, is deze niet verder in behandeling genomen. Voor het indienen van deze aanvraag was belanghebbende € 14.813,72 aan leges verschuldigd. Op deze leges is een bedrag van € 11.110,29 (75% van € 14.813.72) in mindering gebracht, omdat de aanvraag niet verder in behandeling is genomen. Op 8 juli 2017 is het resterende bedrag van € 3.703,43 aan belanghebbende in rekening gebracht. Belanghebbende heeft hier geen bezwaar tegen gemaakt en heeft het bedrag betaald.
Vervolgens heeft belanghebbende op 12 juli 2017 een tweede aanvraag ingediend voor de beoogde omgevingsvergunning. Deze aanvraag is, na de boordeling daarvan, afgewezen. Voor het indienen van deze aanvraag was belanghebbende € 14.813,72 aan leges verschuldigd. In verband met de weigering van het afgeven van de omgevingsvergunning zijn de leges verminderd met € 3.703,43 (25% van € 14.813,72). Op 25 november 2017 is aan belanghebbende € 11.110,29 aan leges in rekening gebracht. Hiertegen heeft belanghebbende bezwaar, beroep en hoger beroep ingesteld.
In de tweede aanvraag heeft belanghebbende vermeld dat zij reeds eerder de beoogde omgevingsvergunning had aangevraagd en heeft zij verzocht om verrekening van de leges voor de eerste aanvraag met de te betalen leges voor de tweede aanvraag.
Kort vóór en na de indiening van de tweede aanvraag is er contact per telefoon en per e-mail geweest tussen belanghebbende en een medewerker van de afdeling Vergunning en handhaving van de gemeente Zutphen. Belanghebbende heeft gevraagd naar de mogelijkheid van verrekening van de bedragen aan leges voor de eerste en de tweede aanvraag. De medewerker heeft in dit contact, volgens een later door haar opgestelde e-mail, aangegeven dat een verzoek tot verrekening altijd kon worden ingediend, maar dat (wel) de legesverordening diende te worden gevolgd.
Artikel 2 van de Legesverordening gemeente Zutphen 2017 luidt:
“Onder de naam ‘leges’ worden rechten geheven voor:
a. het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten;
(…)
Artikel 3 van deze legesverordening luidt:
“Belastingplichtig is de aanvrager van de dienst, (…) dan wel degene ten behoeve van wie de dienst is verleend of de handelingen zijn verricht.”
In artikel 2.3 van de bijbehorende tarieventabel is bepaald:
“Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een project: de som van de verschuldigde leges voor de verschillende activiteiten of handelingen waaruit het project geheel of gedeeltelijk bestaat en waarop de aanvraag betrekking heeft en de verschuldigde leges voor de extra toetsen die in verband met de aanvraag moeten worden uitgevoerd, berekend naar de tarieven en overeenkomstig het bepaalde in dit hoofdstuk en hoofdstuk 4 van deze titel. (…)”
Vanaf artikel 2.3.1. van de tarieventabel is uiteengezet hoe het gestaffelde tarief moet worden berekend bij een omgevingsvergunning die betrekking heeft op een bouwactiviteit.
In artikel 2.4.3 van de tarieventabel is bepaald:
“Indien na ontvangst van een aanvraag om omgevingsvergunning deze aanvraag leidt tot het niet verder behandelen op grond van artikel 4:5 juncto 3:18 van de Algemene wetbestuursrecht, worden de leges verminderd met: 75%.”
In artikel 2.5.3.1 van de tarieventabel is bepaald:
“Als het gemeentebestuur een omgevingsvergunning voor een project dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit bouw-,aanleg- of sloopactiviteiten als bedoeld in de onderdelen 2.3.1, 2.3.2, 2.3.6 of 2.3.7 weigert, bestaat aanspraak op teruggaaf van een deel van de leges. De teruggaaf bedraagt: 25% van de op grond van die onderdelen voor de betreffende activiteit verschuldigde leges.”
3 Geschil
Aangezien leges voor de eerste aanvraag onherroepelijk vaststaat, kan tegen deze aanslag in hoger beroep niet worden opgekomen.
De berekening van het op de tweede aanslag vermelde bedrag van € 14.813,72, dat is berekend op basis van de tarieventabel, is niet in geschil.
In geschil is:
- of de tweede aanslag moet worden vernietigd, omdat de heffingsambtenaar al vóór de behandeling van de aanvraag wist dat de omgevingsvergunning niet afgegeven zou worden;
- of deze aanslag vernietigd moet worden, aangezien het bedrag daarvan buitenproportioneel is en meer bedraagt dan de behandelingskosten van de aanvraag (in verband met door de gemeente toegepaste kruissubsidiëring);
- of belanghebbende een beroep kan doen op het vertrouwensbeginsel of de hardheidsclausule van artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: de AWR) met het oog op het verrekenen van de eerste met de tweede aanslag.