Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 21-04-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:3265, 19/00209 en 19/00210
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 21-04-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:3265, 19/00209 en 19/00210
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 21 april 2020
- Datum publicatie
- 24 april 2020
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2020:3265
- Zaaknummer
- 19/00209 en 19/00210
Inhoudsindicatie
De Inspecteur heeft ten onrechte het ondernemerstarief voor een bestelauto (artikel 24b van de Wet MRB) niet toegepast. Onder de omstandigheden van het geval kan, indien de Inspecteur niet overeenkomstig zijn – in paragraaf 33 van het BBBB neergelegde – beleidsregel een rekening met daarop het juiste verschuldigde belastingbedrag heeft toegestuurd, belanghebbende geen verwijt worden gemaakt van het door hem begane verzuim. De verzuimboete dient te worden vernietigd.
Uitspraak
locatie Leeuwarden
nummers 19/00209 en 19/00210
Uitspraakdatum: 21 april 2020
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] , voorheen verblijvende te [Y] , thans wonende te [Z] , (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 22 januari 2019, nummers 18/1989 en 18/3806, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Centrale administratieve processen/Kantoor Apeldoorn (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende zijn over de tijdvakken 20 december 2017 tot en met 23 december 2017 en 24 december 2017 tot en met 23 maart 2018 naheffingsaanslagen in de motorrijtuigenbelasting opgelegd. Bij beschikkingen zijn verzuimboeten opgelegd.
De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de bezwaren ongegrond verklaard.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep voor zover dit ziet op de boetebeschikking inzake het tijdvak 20 december 2017 tot en met 23 december 2017 gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar voor zover deze ziet op evenvermelde boetebeschikking vernietigd en de desbetreffende verzuimboete verminderd tot nihil. De Rechtbank heeft de overige beroepen ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft verweer gevoerd.
Belanghebbende heeft voor de zitting nadere stukken ingestuurd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 september 2019. Belanghebbende is met kennisgeving aan het Hof niet verschenen. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan partijen is gestuurd.
Omdat het Hof na afloop van de zitting tot de conclusie is gekomen dat het onderzoek ter zitting niet volledig is geweest, heeft het Hof besloten het onderzoek te heropenen teneinde aan belanghebbende een aantal vragen te stellen. Het Hof heeft belanghebbende bij brief van 2 oktober 2019 een aantal vragen gesteld.
Belanghebbende heeft deze vragen beantwoord bij brief van 23 oktober 2019, voorzien van stukken. De Inspecteur heeft hierop gereageerd bij brief van 22 november 2019.
Nadat het Hof partijen had meegedeeld dat het voldoende was ingelicht om uitspraak te kunnen doen en gewezen had op het recht op een nadere mondelinge behandeling, heeft belanghebbende aan het Hof een brief gestuurd met dagtekening 11 december 2019, voorzien van stukken. Bij brief van 18 december 2019 heeft het Hof deze brief ter kennisneming aan de Inspecteur gestuurd.
Partijen hebben binnen de gestelde termijn geen gebruik gemaakt van hun recht op een nadere mondelinge behandeling. Het Hof heeft vervolgens bepaald dat het onderzoek ter nadere zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.
2 Vaststaande feiten
Belanghebbende is blijkens de kentekenregistratie van 20 december 2017 tot en met 10 juni 2018 houder geweest van een bestelauto van het merk Citroën type Berlingo met het kenteken [00-YY-YY] (hierna: het motorrijtuig). Op 24 maart 2000 is het kentekenbewijs deel I ingeschreven. De datum van eerste toelating van het motorrijtuig op de weg is eveneens 24 maart 2000.
Met dagtekening 2 januari 2018 zijn, vanwege de tenaamstelling in het kentekenregister op 20 december 2017, aan belanghebbende ter zake van het motorrijtuig een rekening motorrijtuigenbelasting ten bedrage van € 9 verzonden voor het tijdvak 20 december 2017 tot en met 23 december 2017 en een rekening motorrijtuigenbelasting ten bedrage van € 219 voor het tijdvak 24 december 2017 tot en met 23 maart 2018. Voormelde bedragen zijn berekend naar het tarief voor een personenauto als bedoeld in artikel 23 van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (hierna: Wet MRB). De uiterste betaaldatum van deze rekeningen is 2 februari 2018.
Belanghebbende heeft de verschuldigde motorrijtuigenbelasting over de tijdvakken 20 december 2017 tot en met 23 december 2017 en 24 december 2017 tot en met 23 maart 2018 niet binnen de daarvoor in de rekeningen gestelde termijn betaald.
De Inspecteur heeft aan belanghebbende met dagtekening 20 maart 2018 over het tijdvak 20 december 2017 tot en met 23 december 2017 een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting van € 9 en bij beschikking een verzuimboete van € 52, met kenmerk [0000.00.000] .Y.7.6 opgelegd, en over het tijdvak 24 december 2017 tot en met 23 maart 2018 een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting van € 219 en een verzuimboete van € 52, met kenmerk [0000.00.000] .Y.7.7. De Inspecteur is bij het opleggen van de verzuimboeten uitgegaan van een tweede of volgend verzuim binnen een periode van één jaar en heeft deze berekend op 1 percent van het wettelijk maximum van artikel 67c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR).
Met dagtekening 23 maart 2018 heeft belanghebbende bezwaar gemaakt tegen de – onder 2.4 genoemde – naheffingsaanslagen en boetebeschikkingen. In dit bezwaarschrift heeft belanghebbende onder meer geschreven:
“reeds in Januari 2018 heb ik schriftelijk bezwaar gemaakt tegen de verstuurde rekening
de belastingdienst blijft rekeningen sturen met het hoge tarief.
ik verzoek u vriendelijk mij correcte rekeningen te sturen met het lage tarief voor zakelijke gebruikers (grijs kenteken)”
Tot de stukken van het geding behoort een overzicht met eerder opgelegde naheffingsaanslagen (Bijlage 3 bij het verweerschrift in eerste aanleg), waaruit onder meer is af te lezen dat belanghebbende wat betreft in ieder geval vijf tijdvakken voorafgaand aan de onderhavige tijdvakken, naheffingsaanslagen met verzuimboeten heeft gekregen ter zake van andere auto’s, omdat hij de verschuldigde motorrijtuigenbelasting niet op tijd heeft voldaan.
De Rechtbank heeft bij haar uitspraak van 22 januari 2019 het beroep voor zover dit ziet op de boetebeschikking inzake het tijdvak 20 december 2017 tot en met 23 december 2017 gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar voor zover deze ziet op evenvermelde boetebeschikking vernietigd en de desbetreffende verzuimboete verminderd tot nihil. De Rechtbank heeft de overige beroepen ongegrond verklaard.
3 Geschil
In geschil is of de onderhavige naheffingsaanslagen tot een juiste hoogte zijn opgelegd. Het geschil spitst zich daarbij toe op de vraag of terecht het ondernemerstarief voor een bestelauto (artikel 24b van de Wet MRB) niet is toegepast. Voorts is in geschil of de verzuimboete over het tijdvak 24 december 2017 tot en met 23 maart 2018 terecht is opgelegd. Belanghebbende beantwoordt voormelde vragen ontkennend, de Inspecteur bevestigend.