Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 23-06-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:4814, 19/01158

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 23-06-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:4814, 19/01158

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
23 juni 2020
Datum publicatie
3 juli 2020
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2020:4814
Zaaknummer
19/01158

Inhoudsindicatie

IB/PVV. Postzegelhandel. Bron van inkomen. Objectieve voordeelsverwachting?

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 19/01158

uitspraakdatum: 23 juni 2020

Uitspraak van de zevende enkelvoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 7 augustus 2019, nummer AWB 19/58, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Zwolle (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2014 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd. Bij beschikking is belastingrente berekend.

1.2.

De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Het bezwaar is tevens aangemerkt als een verzoek om ambtshalve vermindering als bedoeld in artikel 9.6 van de Wet IB 2001. Dat verzoek heeft de Inspecteur in hetzelfde geschrift afgewezen.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de (afwijzende) beslissing op het verzoek om ambtshalve vermindering rechtstreeks beroep ingesteld bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het Hof heeft partijen gevraagd of zij ter zitting willen worden gehoord. Partijen hebben binnen de gestelde termijn van twee weken daarop niet gereageerd. Het Hof heeft vervolgens bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende, geboren [in] 1948, staat sinds 12 februari 2007 in het handelsregister van de Kamer van Koophandel ingeschreven als gevolmachtigde van de eenmanszaak met de handelsnaam “ [A] ”. Het handelsregister vermeldt als eigenaar van de eenmanszaak wijlen [B] . De activiteiten van [A] bestaan uit het handelen in postzegels, munten en toebehoren.

2.2.

Belanghebbende heeft in zijn aangiften IB/PVV de volgende bedragen opgenomen in verband met werkzaamheden voor [A] :

jaar

omzet

kosten

resultaat

2004

€ 19.690

€ 39.834

€ -20.144

2005

€ 11.259

€ 28.065

€ -16.806

2006

€ 4.660

€ 9.422

€ -4.762

2007

niets opgenomen

2008

€ 884

€ 6.147

€ -5.263

2009

€ -8.234

€ -

€ -8.234

2010

niets opgenomen

2011

niets opgenomen

2012

niets opgenomen

2013

€ 5.688

€ 13.093

€ -7.405

2014

€ 4.187

€ 20.264

€ -16.077

2015

niets opgenomen

2.3.

Op 16 april 2016 heeft de fiscaal adviseur van belanghebbende de aangifte IB/PVV 2014 ingediend. Het aangegeven belastbare inkomen uit werk en woning van belanghebbende bedraagt € 8.903 en bestaat uit inkomsten uit vroegere arbeid van € 22.414 en winst uit onderneming van € 13.511 negatief (saldo fiscale winstberekening € 16.077 negatief + beperkt aftrekbare kosten € 367 + MKB-winstvrijstelling € 2.199).

2.4.

Op 19 september 2017 heeft de Inspecteur een brief verzonden naar de fiscaal adviseur van belanghebbende. In die brief kondigt de Inspecteur aan dat hij van de ingediende aangifte IB/PVV 2013 afwijkt in die zin dat hij geen rekening houdt met de aangegeven negatieve winst uit onderneming omdat volgens hem met de activiteiten redelijkerwijs geen voordeel kan worden verwacht waardoor geen sprake is van een bron van inkomen. De brief vermeldt tevens dat bij een boekenonderzoek in 2007 door de Belastingdienst al het standpunt is ingenomen dat de postzegelhandel van belanghebbende voor de inkomstenbelasting geen bron van inkomen is.

2.5.

Met dagtekening 12 oktober 2017 heeft de Inspecteur de aanslag IB/PVV 2014 opgelegd. Bij de aanslag is de aangifte gecorrigeerd met de door belanghebbende opgegeven negatieve winst uit onderneming. Het belastbare inkomen uit werk en woning, tevens verzamelinkomen, van belanghebbende is vastgesteld op € 22.414.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of de werkzaamheden van belanghebbende voor [A] een bron van inkomen vormen. Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend, de Inspecteur ontkennend.

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraak op bezwaar, en tot vermindering van de aanslag IB/PVV. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing