Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 30-06-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:4896, 18/00331
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 30-06-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:4896, 18/00331
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 30 juni 2020
- Datum publicatie
- 3 juli 2020
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2020:4896
- Zaaknummer
- 18/00331
Inhoudsindicatie
Bouw van een aanleunwoning in 2010 leidt niet tot aftrek van specifieke zorgkosten door de afwezigheid van een medisch voorschrift dat wijst op een aanbouw wegens functiebeperking. Het bij de aanslagregeling voor 2006 eventueel opgewekte vertrouwen geldt niet voor de aanslag voor 2010 door de per 1 januari 2009 ingaande wijziging van de wettelijke voorwaarden van aftrek van aanpassingen van een woning.
Uitspraak
locatie Leeuwarden
nummer 18/00331
uitspraakdatum: 30 juni 2020
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 29 maart 2018, nummer LEE 15/2598, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Arnhem (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2010 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een bedrag van nihil. Bij beschikking is de nog niet in aanmerking genomen persoonsgebonden aftrek vastgesteld op € 9.392.
De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de aanslag gehandhaafd en de nog niet in aanmerking genomen persoonsgebonden aftrek vastgesteld op nihil.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, een immateriële schadevergoeding aan belanghebbende toegekend en het griffierecht laten vergoeden.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend. De Inspecteur heeft een conclusie van dupliek ingezonden.
Partijen hebben afgezien van hun recht op een mondelinge behandeling.
Nadien heeft het Hof het vooronderzoek heropend en de Inspecteur schriftelijk informatie gevraagd. De reactie van de Inspecteur is aan belanghebbende gestuurd. Belanghebbende heeft daarop gereageerd. Van de door belanghebbende bij zijn reactie gevoegde conceptbrief van 18 mei 2016 heeft, blijkens de stukken van het geding, de Rechtbank op 1 juni 2016 de definitieve versie ontvangen, die inhoudelijk met de conceptbrief overeenkomt. De Rechtbank heeft de op 1 juni 2016 ontvangen brief tot het dossier gerekend. Het Hof heeft partijen bij brief van 25 mei 2020 medegedeeld dat partijen hebben laten weten dat zij hebben afgezien van het recht op een zitting en dat het Hof voornemens is uiterlijk 18 juli 2002 uitspraak te doen. Partijen hebben niet laten weten terug te komen van hun eerdere beslissing af te zien van het recht op een zitting. Evenmin hebben ze gereageerd op de aankondiging na voornoemde briefwisseling, dat het Hof uitspraak zal doen. Het Hof heeft vervolgens het vooronderzoek gesloten en heeft bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft op grond van het bepaalde in artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
2 Vaststaande feiten
Belanghebbende woont samen met zijn echtgenote aan de [a-straat 1] in [Z] .
In 2006 heeft belanghebbende achter zijn woning een ruimte (om)gebouwd. In dat jaar is belanghebbendes schoonmoeder, [A] , naar Nederland gekomen. Zij is afhankelijk van verzorging en krijgt van belanghebbende en zijn echtgenote mantelzorg. De ruimte is in fases verbouwd tot een aanleunwoning, waarvoor zowel in 2006, 2009 als in 2010 kosten zijn gemaakt.
In het taxatierapport van 12 augustus 2014, dat de Inspecteur heeft laten opstellen, is een beschrijving opgenomen van de aanleunwoning naar de staat waarin het verkeerde in 2010. De beschrijving luidt:
“Houten dubbelwandig opstal, houten vloeren en het geheel voorzien van een geïsoleerd plat bitumen dak, waarin een lichtkoepel is geplaatst.
Het bouwwerk staat op een stenen bestrating in de achtertuin.
Aangesloten op alle nutsvoorzieningen.
Aan de achterzijde is aangebouwd een eenvoudige overkapping t.b.v. stalling van de scootmobiel.
Elektrische aansluiting en verlichting is aanwezig in de aanbouw.
Het chalet [Hof: de aanleunwoning] heeft een eigen entree en een afzonderlijke afsluitbare schuifdeur om uit de tuin te komen met de scootmobiel.
Opstal na verbouw geheel geschikt gemaakt voor bewoning. (…)
Indeling:
Woon/slaapkamer/open keukentje, doucheruimte en hangtoilet
Verwarming en warmwatervoorziening geschiedt middels eigen gas gestookte cv installatie.
Eigen meterkast, eigen TV satellietontvanger, huisje voorzien van Mechanische Ventilatie.
Inhoud:ca. 65m3”
In 2006 was het inkomen uit werk en woning voor toepassing van de persoonsgebonden aftrek van belanghebbende € 21.784 en van zijn echtgenote € 6.893. In dat jaar is rekening gehouden met een persoonsgebonden aftrek van € 82.898.
In 2009 was het inkomen uit werk en woning voor toepassing van de persoonsgebonden aftrek van belanghebbende € 40.939 en van zijn echtgenote € 7.540. In dat jaar is rekening gehouden met een persoonsgebonden aftrek van € 40.952.
Belanghebbende heeft in zijn aangifte in de IB/PVV voor 2010 onder de persoonsgebonden aftrek kosten van aanpassing van de woning en de aanleunwoning opgenomen tot een bedrag van € 22.542. Belanghebbende heeft facturen met betalingsbewijzen overgelegd van [B] BV ( [B] ) en [C] ( [C] ). Op de facturen van [B] is vermeld “diverse woning/chalet aanpassingen mevrouw [A] ” of “diverse aanpassingen woning/chalet mevrouw [A] ”. De factuur van [C] betreft arbeidsloon, stortingskosten en kosten van grind, compost en beplanting.
In de brief van 5 april 2013 heeft [D] (hierna: [D] ) namens de Inspecteur een overzicht gegeven van de geaccepteerde persoonsgebonden aftrek en de verrekening daarvan met de inkomsten uit werk en woning in de jaren 2004 tot en met 2009. In de aanhef van deze brief heeft de Inspecteur het volgende opgemerkt:
“U hebt een bezwaarschrift ingediend tegen de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2009 (…). Over de te verlenen aftrek voor specifieke zorgkosten hebben we reeds uitvoering gesproken. Daarbij wordt een aftrek voor specifieke zorgkosten verleend van € 37.247. Dit bedrag is opgenomen in het bedrag PGA 2009 in onderstaande berekening.”
Op de aanslag in de IB/PVV voor 2010 is vermeld: een belastbaar inkomen uit werk en woning van nihil, een bedrag van € 45.518 als te verrekenen persoonsgebonden aftrek uit voorgaande jaren en een bedrag van € 9.392 als nog te verrekenen persoonsgebonden aftrek in volgende jaren.
3 Geschil
Het beroep van belanghebbende is gericht tegen de hoogte van het bedrag dat de Inspecteur heeft vastgesteld in de beschikking nog in aanmerking te nemen persoonsgebonden aftrek. In geschil is of de Inspecteur de persoonsgebonden aftrek op het juiste bedrag heeft vastgesteld. Meer in het bijzonder is in geschil of de Inspecteur terecht de kosten van de verbouwing van de aanleunwoning, de vervoerskosten en de kosten van genees- en heelkundige hulp van € 5.000 heeft geweigerd. Indien en voor zover de aftrek niet is toegestaan, is in geschil of de Inspecteur het vertrouwensbeginsel heeft geschonden bij het niet toestaan van de aftrek van de verbouwingskosten en de kosten van geneeskundige hulp. Verder verzoekt belanghebbende om een vergoeding van de werkelijke proceskosten.
Belanghebbende is van mening dat hij recht heeft op de persoonsgebonden aftrek voor de in geschil zijnde kosten en dat hem een vergoeding van de werkelijke proceskosten toekomt.
De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank en – indien van toepassing – een proceskostenvergoeding volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht.