Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 30-06-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:5095, 19/00607 en 19/00658

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 30-06-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:5095, 19/00607 en 19/00658

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
30 juni 2020
Datum publicatie
10 juli 2020
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2020:5095
Formele relaties
Zaaknummer
19/00607 en 19/00658

Inhoudsindicatie

Precariobelasting. Netbeheerder voor gas en elektriciteit. Overgangsregeling tot 1 januari 2022 indien op 10 februari 2016 een belastingverordening gold. Verordening 2016 is na die datum gepubliceerd in het elektronisch toegankelijke Gemeenteblad. Was ten tijde van het opleggen van de aanslagen daartoe een wettelijke grondslag aanwezig?

Uitspraak

locatie Arnhem

nummers 19/00607 en 19/00658

uitspraakdatum: 30 juni 2020

Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)

en van

de heffingsambtenaar van de gemeente Veenendaal (hierna: de heffingsambtenaar)

tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 18 april 2019, nummers UTR 17/4538 en UTR 18/261, in het geding tussen belanghebbende en de heffingsambtenaar

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende voor het jaar 2016 een aanslag met dagtekening 31 mei 2017 in de precariobelasting opgelegd van € 1.854.350,91 (hierna: de eerste aanslag).

1.2.

Bij uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Midden-Nederland (hierna: de Rechtbank).

1.4.

Met dagtekening 31 december 2017 heeft de heffingsambtenaar aan belanghebbende voor het jaar 2016 opnieuw een aanslag in de precariobelasting opgelegd van € 1.854.350,91 (hierna: de tweede aanslag).

1.5.

Belanghebbende heeft ook tegen de tweede aanslag een bezwaarschrift ingediend. De heffingsambtenaar heeft ter zake van de tweede aanslag ingestemd met rechtstreeks beroep.

1.6.

De Rechtbank heeft het beroep betreffende de eerste aanslag gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de eerste aanslag herroepen, de heffingsambtenaar opgedragen het door belanghebbende betaalde griffierecht aan haar te vergoeden en het beroep betreffende de tweede aanslag ongegrond verklaard.

1.7.

Beide partijen hebben tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld en tegen het hoger beroep van de wederpartij verweer gevoerd.

1.8.

Het Hof heeft partijen gevraagd of zij ter zitting willen worden gehoord. Partijen hebben verklaard van dat recht geen gebruik te willen maken. Het Hof heeft vervolgens bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft.

2 Vaststaande feiten

2.1.

De raad van de gemeente Veenendaal heeft in de openbare vergadering van 29 oktober 2015 de Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting ter zake van buizen, kabels, draden of leidingen 2016 (hierna: de Verordening) vastgesteld.

2.2.

In het lokale weekblad Veenendaalse Krant van 23 december 2015 is in de rubriek „Gemeentenieuws gemeente Veenendaal” meegedeeld dat de Verordening is vastgesteld en ter inzage ligt bij de gemeente.

2.3.

De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende als netbeheerder de eerste aanslag, gedagtekend 31 mei 2017, opgelegd ter zake van het hebben van 611.997 strekkende meter buizen, kabels, draden of leidingen, te weten 371.171 meter elektra en 240.826 meter gas, onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond.

2.4.

De Verordening is op 9 november 2017 gepubliceerd in het elektronisch toegankelijke Gemeenteblad.

2.5.

Met dagtekening 31 december 2017 heeft de heffingsambtenaar de tweede aanslag aan belanghebbende opgelegd. De tweede aanslag heeft betrekking op dezelfde belastbare feiten en is, afgezien van de dagtekening, gelijk aan de eerste aanslag.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of ten tijde van het opleggen van de aanslagen daartoe een wettelijke grondslag aanwezig was, welke vraag door belanghebbende ontkennend en door de heffingsambtenaar bevestigend wordt beantwoord.

3.2.

Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de tweede aanslag, die door de Rechtbank in stand is gelaten, is gebaseerd op een verordening die op 10 februari 2016 niet gold en dat daarom de wettelijke bepaling van overgangsrecht - inhoudende dat gemeenten waarin op 10 februari 2016 een belastingverordening gold voor het heffen van precariobelasting voor openbare werken van algemeen nut, die belasting kunnen blijven heffen tot 1 januari 2022 - in het onderhavige geval niet van toepassing is. Het hoger beroep strekt tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, de uitspraak op bezwaar en de beide aanslagen.

3.3.

De heffingsambtenaar stelt dat de Verordening, op basis waarvan de eerste aanslag is opgelegd, geldig is bekend gemaakt, omdat de elektronische bekendmaking onmogelijk was. Subsidiair stelt hij dat met de tweede publicatie van de Verordening en het opnieuw opleggen van de aanslag, sprake is van wijziging of vervanging van het bestreden besluit als bedoeld in artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Hij concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en, naar het Hof begrijpt, tot bevestiging van de uitspraak op bezwaar.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing