Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 07-07-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:5156, 19/00655
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 07-07-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:5156, 19/00655
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 7 juli 2020
- Datum publicatie
- 17 juli 2020
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2020:5156
- Zaaknummer
- 19/00655
Inhoudsindicatie
Wet Woz. Waardevaststelling woning.
Uitspraak
locatie Arnhem
nummer 19/00655
uitspraakdatum: 7 juli 2020
Uitspraak van de negentiende enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 29 maart 2019, nummer UTR 18/321, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht (hierna: de heffingsambtenaar)
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [a-straat] 17 te [Z] (hierna: de woning), per waardepeildatum 1 januari 2016 en naar de toestand op die datum, voor het jaar 2017 vastgesteld op € 202.000. Tegelijk met deze beschikking is de aanslag onroerendezaakbelasting 2017 (OZB) voor zover het betreft het eigenaarsgedeelte vastgesteld op € 240.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de beschikking en de aanslag gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Midden-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft op digitale wijze (via beeldbellen) plaatsgevonden op 16 juni 2020. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Vaststaande feiten
De woning is een in 1973 gebouwde (service)flat met een gebruiksoppervlakte van 93 m2. De woning heeft een balkon en een berging.
De beschikking van 28 februari 2017 staat op naam van erven [A] . De echtgenote, [X] , executeur-testamentair in nalatenschap van [A] , is [in] 2019 overleden. Bij akte van verklaring van erfrecht is [B] krachtens volmacht gemachtigd om namens de erfgenamen van [X] de nalatenschap af te wikkelen.
3 Geschil
In geschil is of de heffingsambtenaar:
het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel heeft geschonden; en
de waarde van de woning per waardepeildatum te hoog heeft vastgesteld.
Belanghebbende beantwoordt beide vragen bevestigend, bepleit een waarde van € 176.000 en concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en de uitspraken op bezwaar en tot vermindering van de bij beschikking vastgestelde waarde en de aanslag OZB.
De heffingsambtenaar beantwoordt beide vragen ontkennend, bepleit dat de waarde van € 202.000 niet te hoog is vastgesteld en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.