Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 14-07-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:5440, 19/00656 en 19/00657
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 14-07-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:5440, 19/00656 en 19/00657
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 14 juli 2020
- Datum publicatie
- 24 juli 2020
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2020:5440
- Zaaknummer
- 19/00656 en 19/00657
Inhoudsindicatie
Wet Woz. Waardevaststelling woning.
Uitspraak
Locatie Arnhem
Nummers 19/00656 en 19/00657
uitspraakdatum: 14 juli 2020
Uitspraak van de tiende enkelvoudige belastingkamer
op de hoger beroepen van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraken van de rechtbank Midden-Nederland van 29 maart 2019, nummer UTR 17/3886 en UTR 18/2833, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht (hierna: de heffingsambtenaar)
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft ten aanzien van belanghebbende op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [a-straat] 1 te [Z] (hierna: de onroerende zaak) voor het jaar 2017 per waardepeildatum 1 januari 2016 vastgesteld op € 487.000 en voor het jaar 2018 per waardepeildatum 1 januari 2017 op € 497.000. Tegelijk met deze beschikkingen zijn door de heffingsambtenaar aan belanghebbende aanslagen in de onroerendezaakbelasting 2017 respectievelijk 2018 opgelegd.
Op de bezwaarschriften van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraken op bezwaar de WOZ-beschikkingen gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Midden-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraken van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter (digitale) zitting in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 18 juni 2020. Daarbij zijn verschenen en gehoord: mr. [A] als de gemachtigde van belanghebbende alsmede – namens de heffingsambtenaar – [B] , bijgestaan door [C] (taxateur).
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt. Een afschrift hiervan is aan deze uitspraak gehecht.
2 Vaststaande feiten
Belanghebbende is eigenaar van de onderhavige onroerende zaak, plaatselijk bekend als [a-straat] 1 te [Z] . De onroerende zaak is een in 1934 gebouwde hoekwoning met garage. De perceeloppervlakte bedraagt 104 m2 en de woonoppervlakte (circa) 130 m2. De onroerende zaak is via een septic tank en pwc-buis aangesloten op het riool.
De onroerende zaak is op 27 december 2013 in eigendom aan belanghebbende overgedragen voor een bedrag van € 418.000. De obligatoire koopovereenkomst was op 5 november 2013 gesloten.
3 Geschil
In geschil is de waarde van de onroerende zaak per waardepeildatum 1 januari 2016 en per 1 januari 2017.
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de waarde moet worden vastgesteld op € 462.000 per waardepeildatum 1 januari 2016 en op € 474.000 per waardepeildatum 1 januari 2017. De heffingsambtenaar bepleit een waarde van € 487.000 respectievelijk € 497.000.
Ter zitting heeft de gemachtigde van belanghebbende zowel betreffende het jaar 2017 als 2018 de grief ingetrokken dat de heffingsambtenaar bij zijn uitspraken op bezwaar het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel heeft geschonden.