Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 21-07-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:5638, 19/00488
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 21-07-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:5638, 19/00488
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 21 juli 2020
- Datum publicatie
- 31 juli 2020
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2020:5638
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2021:916, Niet ontvankelijk
- Zaaknummer
- 19/00488
Inhoudsindicatie
Wet Woz. Waardevaststelling woning.
Uitspraak
locatie Arnhem
nummer 19/00488
uitspraakdatum: 21 juli 2020
Uitspraak van de vierde enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 1 april 2019, nummer UTR 18/130, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht (hierna: de heffingsambtenaar)
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [a-straat] 61 te [Z] (hierna: de onroerende zaak), per waardepeildatum 1 januari 2016 en naar de toestand op die datum, voor het jaar 2017 vastgesteld op € 972.000. Tegelijk met deze beschikking is de aanslag onroerendezaakbelasting 2017 (OZB) voor zover het betreft het eigenaarsgedeelte vastgesteld op € 1.155.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de beschikking en de aanslag gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Midden-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 juni 2020. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan partijen is toegezonden.
Het Hof heeft het onderzoek heropend en de heffingsambtenaar in de gelegenheid gesteld nadere stukken in te brengen. Het nadere onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 juli 2020. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Vaststaande feiten
Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaak. Het betreft een vrijstaande woonboerderij in het buitengebied van [Z] . Op het perceel van ten minste 3011 m2 groot zijn naast de woning twee bergingen, een hooiberg en een overkapping gelegen. De woning bevat naast woonruimte ook een hobby-/kantoorruimte. Het perceel is toegankelijk via een brug en is omgeven door slootjes. Op een deel van het perceel heeft de sloot zich verbreed, waardoor een vijver is ontstaan.
3 Geschil
In geschil is of de heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaak te hoog heeft vastgesteld. Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend en de heffingsambtenaar beantwoordt deze ontkennend.