Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 21-07-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:5640, 19/01011

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 21-07-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:5640, 19/01011

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
21 juli 2020
Datum publicatie
31 juli 2020
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2020:5640
Zaaknummer
19/01011

Inhoudsindicatie

Wet Woz. Waardevaststelling woning. Proceskostenvergoeding bezwaar.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 19/01011

uitspraakdatum: 21 juli 2020

Uitspraak van de negentiende enkelvoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 14 juni 2019, nummer AWB 18/1987, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de gemeente Wierden (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onderstaande woningen in [Z] , per waardepeildatum 1 januari 2017 en naar de toestand op die datum, voor het kalenderjaar 2018 vastgesteld op:

 [a-straat] 146: € 305.000 (hierna: de woning);

 [a-straat] 146A: € 79.000.

Tegelijk met deze beschikkingen zijn aanslagen onroerendezaakbelasting 2017 (OZB) voor zover het betreft het eigenaarsgedeelte vastgesteld op:

 [a-straat] 146: € 331;

 [a-straat] 146A: € 85.

1.2.

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de vastgestelde waarde als volgt vastgesteld:

 [a-straat] 146: € 296.000;

 [a-straat] 146A: € 58.000.

Tegelijk heeft de heffingsambtenaar de aanslag OZB van beide woningen dienovereenkomstig verminderd en aan belanghebbende een vergoeding van € 754,52 toegekend voor kosten die belanghebbende heeft moeten maken in verband met de behandeling van het bezwaarschrift.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Overijssel (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft op digitale wijze (via beeldbellen) plaatsgevonden op 30 juni 2020. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

De woning is een in 1933 gebouwde vrijstaand-geschakelde woning, met een inhoud van 316 m3 en een kaveloppervlakte van 2.400 m2. Op het perceel staan diverse bijgebouwen, te weten een berging, een stal met box en een hooischuur. Tevens is op het perceel een paardenbak aanwezig. De woning is buiten de bebouwde kom van de gemeente Wierden gelegen.

2.2.

De woning is aan de achterzijde geschakeld met [a-straat] 146A. Laatstgenoemd object is enkel toegankelijk via het terrein van de woning. Belanghebbende is tevens eigenaar van [a-straat] 146A.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of de heffingsambtenaar:

 de waarde van de woning per waardepeildatum niet te hoog heeft vastgesteld; en

 terecht de kosten van slechts één taxatierapport heeft vergoed.

3.2.

Belanghebbende beantwoordt beide vragen ontkennend, bepleit een waarde van € 253.000 en concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en de uitspraken op bezwaar en tot vermindering van de bij beschikking vastgestelde waarde en de aanslag OZB. Tevens concludeert belanghebbende tot veroordeling van de heffingsambtenaar in de vergoeding van de kosten van het in het kader van het bezwaar tegen de waardebeschikking van [a-straat] 146A opgestelde taxatierapport.

3.3.

De heffingsambtenaar bepleit dat de waarde niet te hoog is vastgesteld, dat terecht de kosten van slechts één taxatierapport zijn vergoed en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing