Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 11-08-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:6421, 18/01242
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 11-08-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:6421, 18/01242
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 11 augustus 2020
- Datum publicatie
- 21 augustus 2020
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2020:6421
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2022:355
- Zaaknummer
- 18/01242
Inhoudsindicatie
IB/PVV. Navordering. Belanghebbende heeft geen recht op aftrek wegens weekenduitgaven voor gehandicapten. Kwade trouw? Toerekening aan belanghebbende.
Uitspraak
Locatie Arnhem
Nummer 18/01242
uitspraakdatum: 11 augustus 2020
Uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Den Haag (hierna: de Inspecteur)
tegen de uitspraak van de rechtbank van 9 november 2018, nummer AWB 18/2132, in het geding tussen
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende) en
de Inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2015 een navorderingsaanslag (aanslagnummer 676.89.905.H.57.01) in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 58.311 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 19.567. Bij gelijktijdige beschikking is € 22 aan belastingrente in rekening gebracht.
De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar het bezwaar afgewezen.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken van de Inspecteur vernietigd en de navorderingsaanslag en de beschikking belastingrente vernietigd.
De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) heeft belanghebbende vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
Het onderzoek ter zitting heeft via een digitale beeldverbinding plaatsgevonden op 17 juli 2020. Namens belanghebbende heeft [A] van [B] , gemachtigde, deelgenomen. Namens de Inspecteur hebben [C] en [D] deelgenomen. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Vooraf: verzoek om geheimhouding van de Inspecteur
Bij zijn aanvullend hoger beroepschrift heeft de Inspecteur een geschoonde bijlage, betreffende een ambtsedige verklaring van [E] van 21 december 2018, gevoegd. Bij afzonderlijke brief van 19 februari 2019 heeft de Inspecteur de ongeschoonde versie van deze bijlage aan het Hof doen toekomen. De Inspecteur heeft er om verzocht om uitsluitend het Hof kennis te laten nemen van de in de bijlage geschoonde passages (beperkte kennisneming, artikel 8:29, eerste lid, laatste zinsdeel, van de Awb). Belanghebbende heeft in reactie daarop aangegeven dat hij ook de beschikking wil krijgen over de ongeschoonde versie.
De derde meervoudige belastingkamer van het Hof heeft op 16 juli 2019 bepaald dat de door de Inspecteur verzochte beperking van de kennisneming van de ambtsedige verklaring, gerechtvaardigd is. Het Hof heeft belanghebbende vervolgens in de gelegenheid gesteld aan het Hof te berichten of hij toestemming geeft voor beperkte kennisneming (de kamer van het Hof die uitspraak doet in de hoofdzaak neemt kennis van de ongeschoonde verklaring, maar belanghebbende niet).
Belanghebbende heeft bij brief van 30 juli 2019 aan het Hof bericht dat hij de ingevolge artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb voor beperkte kennisneming vereiste toestemming niet geeft. Vervolgens is de zaak ter verdere behandeling verwezen naar de vijfde belastingkamer van het Hof, die geen kennis heeft genomen of zal nemen van de ambtsedige verklaring in ongeschoonde vorm.
3 Vaststaande feiten
Belanghebbendes aangifte IB/PVV over het jaar 2015 is gedaan door het [B] . In de aangifte is een persoonsgebonden aftrek van € 1.181 opgenomen, onder de post “Uitgaven weekendbezoek ernstig gehandicapte kinderen” (hierna: de aftrek).
De definitieve aanslag is vastgesteld overeenkomstig belanghebbendes aangifte over 2015.
Bij brief van 14 maart 2017 heeft de Inspecteur aan belanghebbende gemeld dat onderzoek is gedaan naar het aangiftegedrag van degene die namens belanghebbende aangifte heeft gedaan, omdat diegene voor meerdere personen aangiften met onjuiste aftrekposten heeft gedaan. De Inspecteur verzoekt belanghebbende om informatie, om te kunnen beoordelen of dit ook voor de aangifte van belanghebbende geldt.
Belanghebbende heeft op 27 maart 2017 gereageerd op dit verzoek.
De Inspecteur heeft vervolgens een kennisgeving navordering aan belanghebbende gestuurd en belanghebbende heeft daarop gereageerd.
De navorderingsaanslag is opgelegd zonder de persoonsgebonden aftrek.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de navorderingsaanslag.
Op 29 januari 2018 heeft een hoorzitting plaatsgevonden, waarin namens belanghebbende door de gemachtigde is gesteld dat hij in aanmerking komt voor de persoonsgebonden aftrek. Zijn schoonmoeder was in 2015 terminaal ziek en belanghebbende haalde haar op en bracht haar terug naar het hospice.
In de uitspraak op bezwaar is als volgt overwogen:
“De definitieve aanslag 2015 is conform de aangifte opgelegd. De aangifte maakte een verzorgde indruk. De inspecteur mag uitgaan van de juistheid van de aangifte. De inspecteur is slechts gehouden een onderzoek in te stellen indien er bijzondere omstandigheden zijn de hem reden geven aan de aangifte te twijfelen. In casu was er geen reden om te twijfelen aan de verzorgde aangifte. Van de aftrekposten beschikt de inspecteur niet over (contra)gegevens en de bedragen waren niet zodanig hoog dat de aangiften tot onderzoek aanleiding gaven. De inspecteur heeft niet verzaakt in zijn onderzoeksplicht.”
“Dit betekent dat nu na nader onderzoek vast is komen te staan dat er geen recht bestaat op aftrek van de in de aangiften gevraagde aftrekpost uitgaven weekeinduitgaven voor gehandicapten, dit het nieuwe feit vormt dat navorderingen rechtvaardigt.”
In beroep heeft belanghebbende aangevoerd dat geen sprake is van een nieuw feit en dat de navordering niet in stand kan blijven. De Rechtbank heeft belanghebbende in het gelijk gesteld.