Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 11-08-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:6423, 19/00722

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 11-08-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:6423, 19/00722

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
11 augustus 2020
Datum publicatie
21 augustus 2020
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2020:6423
Zaaknummer
19/00722

Inhoudsindicatie

IB/PVV. Verzuimboete wegens het niet (tijdig) doen van aangifte. Stelselmatig verzuim. Hoogte boete.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 19/00722

uitspraakdatum: 11 augustus 2020

Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 1 mei 2019, nummer AWB 18/5187, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Amsterdam (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2014 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd. Bij beschikkingen is belastingrente berekend en is een boete opgelegd.

1.2.

De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de bezwaren tegen de aanslag en de beschikkingen ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft op digitale wijze (als voorzien in artikel 2, eerste lid, van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid) plaatsgevonden op 1 juli 2020. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is op 28 februari 2015 uitgenodigd tot het doen van aangifte IB/PVV over het jaar 2014.

2.2.

Bij brief van 19 juni 2015 is belanghebbende herinnerd aan zijn verplichting tot het doen van aangifte IB/PVV over het jaar 2014 met als uiterste inleverdatum 3 juli 2015.

2.3.

Bij brief van 22 september 2015 is belanghebbende aangemaand tot het doen van aangifte IB/PVV over het jaar 2014 met als uiterste inleverdatum 6 oktober 2015.

2.4.

Bij brief van 15 augustus 2017 heeft de Inspecteur aan belanghebbende – voor zover van belang – het volgende geschreven:

“Ik heb u een aangiftebiljet inkomstenbelasting 2014 toegezonden. U hebt deze aangifte niet ingeleverd.

Aan u is ook een aanmaning verzonden in verband met het feit, dat de gevraagde aangifte 2014 niet door mij was ontvangen. In de aanmaning heb ik u gewezen op de gevolgen die verbonden zijn aan het niet doen van aangifte.

Toch heb ik tot op heden geen aangifte inkomstenbelasting 2014 van u ontvangen.

Daarom heb ik besloten uw aanslag 2014 op basis van een schatting vast te stellen. Ik baseer mij hierbij op de gegevens die op dit moment bij mij bekend zijn (zoals omzetgegevens, winst in voorafgaande jaren, loongegevens, etc.). Verder zal ik bij de vaststelling van de aanslag(en) ook een verzuimboete opleggen.

(…)

1. Vaststelling per onderdeel van de aangifte

(…)

2. Verzuimboete

Tegelijk met het opleggen van de aanslag(en) leg ik een verzuimboete op. Hierna volgt een uiteenzetting hoe de boete tot stand is gekomen.

(…)

De gronden voor de op te leggen boete zijn:

-

U hebt een uitnodiging tot het doen van aangifte ontvangen.

-

Het is van algemene bekendheid dat wanneer u een aangifte ontvangt (of wordt uitgenodigd

aangifte te doen), u die aangifte moet doen en wel binnen de op de aangifte vermelde termijn.

-

U hebt een herinneringsbrief ontvangen. Vervolgens hebt u een aanmaning ontvangen waarin u in de gelegenheid bent gesteld alsnog aangifte te doen. Ook na de aanmaning hebt u de aangifte niet ingediend.

-

Er is met u contact gelegd dan wel getracht contact te leggen over het niet indienen van de

aangifte.

-

Toch hebt u nog steeds geen aangifte gedaan.

-

U hebt de afgelopen jaren al eerder geen of te laat aangifte gedaan. Hiervoor zijn verzuimboeten opgelegd.

Op grond van de eerder genoemde feiten ben ik van mening dat er sprake is van het stelselmatig niet of te laat doen van aangifte. Ik leg daarom een verzuimboete op van € 4.920.

3. Vervolg

Ik stel u in de gelegenheid om binnen twee weken na dagtekening van deze brief alsnog een aangifte in te dienen. Volledigheidshalve wijs ik u er op dat u sowieso een verzuimboete vanwege het niet tijdig indienen van uw aangifte wordt opgelegd. Het alsnog indienen van uw aangifte zal voor mij wel aanleiding zijn de hoogte van de boete te matigen. Tot welk bedrag ik zal matigen is een kwestie van individueel maatwerk. Als ik binnen de genoemde termijn geen aangifte ontvang, stel ik uw inkomen vast zoals hiervoor is aangegeven.”

2.5.

Belanghebbende heeft over het jaar 2014 in het geheel geen aangifte gedaan. De Inspecteur heeft met dagtekening 27 september 2017 ambtshalve de aanslag IB/PVV voor het jaar 2014 vastgesteld, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 32.429. Daarbij heeft hij een verzuimboete van € 4.920 opgelegd.

2.6.

Belanghebbende heeft over de jaren 2009 tot en met 2015 niet tijdig aangifte gedaan. In verband daarmee zijn aan hem verzuimboetes opgelegd van € 226 (2009), € 984 (2010), € 984 (2011), € 4.920 (2012), € 4.920 (2014) en € 369 (2015). Over het jaar 2013 is geen verzuimboete opgelegd.

2.7.

De administratie van belanghebbende is in de periode 23 maart 2017 tot en met 21 februari 2018 door de FIOD in beslag genomen.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of de boetebeschikking terecht en tot het juiste bedrag is vastgesteld. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend, de Inspecteur bevestigend.

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en tot vernietiging dan wel vermindering van de boetebeschikking.

3.3.

De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing