Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 13-10-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:8232, 18/01077
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 13-10-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:8232, 18/01077
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 13 oktober 2020
- Datum publicatie
- 23 oktober 2020
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2020:8232
- Zaaknummer
- 18/01077
Inhoudsindicatie
OB. Naheffingsaanslag. Op uitgereikte facturen vermelde bedragen aan omzetbelasting niet op aangifte voldaan.
Uitspraak
locatie Arnhem
nummer 18/01077
uitspraakdatum: 13 oktober 2020
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 16 oktober 2018, nummer AWB 17/1904, in het geding tussen de Inspecteur en
[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)
1 Ontstaan en loop van het geding
De Inspecteur heeft aan belanghebbende over het tijdvak 1 januari 2010 tot en met 31 december 2011 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd van € 45.217. Gelijktijdig heeft de Inspecteur bij beschikkingen € 4.914 heffingsrente in rekening gebracht en een verzuimboete van € 4.521 opgelegd.
De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar het bezwaar gegrond verklaard, de naheffingsaanslag verminderd tot € 32.231 en de heffingsrente dienovereenkomstig verminderd. Daarnaast heeft hij de verzuimboete verminderd tot € 3.223.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd, de naheffingsaanslag verminderd tot € 29.625, de heffingsrente dienovereenkomstig verminderd, de verzuimboete verminderd tot € 2.517, de Inspecteur veroordeeld tot het vergoeden van de door belanghebbende geleden immateriële schade tot een bedrag van € 1.500, de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten tot een bedrag van € 1.002 en de Inspecteur opgedragen het betaalde griffierecht van € 333 te vergoeden.
De Inspecteur heeft hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft op digitale wijze plaatsgevonden op 22 september 2020. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Vaststaande feiten
Belanghebbende is ondernemer voor de omzetbelasting. De bedrijfsactiviteit bestaat uit de exploitatie van een adviesbureau voor arbeidsbemiddeling, werving en selectie bij arbeidsplaatsen en functionarissen. De 100%-aandeelhouder van belanghebbende is [A] B.V. [B] B.V. (hierna: [B] ) is een met belanghebbende verbonden onderneming (zustermaatschappij).
Belanghebbende doet over 2010 en 2011 per kwartaal (en vanaf oktober 2011 per maand) aangifte voor de omzetbelasting. Het saldo van de aangegeven en betaalde omzetbelasting bedraagt over 2010 € 21.545 en over 2011 € 10.483. De daarmee samenhangende omzet bedraagt in 2010 € 305.605 en in 2011 € 151.068.
Belanghebbende vermeldt in haar aangiften vennootschapsbelasting (hierna: Vpb) over de jaren 2010 en 2011 andere bedragen aan omzet, te weten onderscheidenlijk € 475.581 en € 100.202. In de jaarstukken 2011 van belanghebbende staat een balansschuld omzetbelasting van € 50.147. Op grond daarvan legt de Inspecteur de naheffingsaanslag omzetbelasting op.
In de bezwaarfase legt belanghebbende enige nadere stukken over, waaronder auditfiles. De omzet die volgt uit de auditfiles komt overeen met de omzet die is vermeld in de aangiften Vpb. Omdat uit de stukken kan worden afgeleid dat een deel van de omzet betrekking heeft op 2009, vermindert de Inspecteur de naheffingsaanslag na bezwaar.
De Rechtbank oordeelt dat moet worden aangesloten bij de facturen die belanghebbende heeft uitgereikt. De Inspecteur heeft de juistheid en volledigheid van deze facturen niet bestreden. De Inspecteur heeft zich voor wat betreft de aftrek op facturen die [B] in 2009 aan belanghebbende heeft uitgereikt, terecht op interne compensatie beroepen. Ook heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat zij recht heeft op een hogere teruggaaf van omzetbelasting begrepen in oninbare vorderingen.
3 Geschil
In hoger beroep is in geschil hoeveel omzetbelasting belanghebbende verschuldigd is wegens door haar verrichte prestaties. In dit verband is tussen partijen in geschil of de bewijslast omgekeerd en verzwaard moet worden.