Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 13-10-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:8233, 18/01124
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 13-10-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:8233, 18/01124
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 13 oktober 2020
- Datum publicatie
- 23 oktober 2020
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2020:8233
- Zaaknummer
- 18/01124
Inhoudsindicatie
OB. Voorbelasting. Valselijk opgemaakte factuur?
Uitspraak
locatie Arnhem
nummer 18/01124
uitspraakdatum: 13 oktober 2020
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 24 oktober 2018, nummer AWB 18/444, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Arnhem (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd. Bij beschikking is belastingrente berekend.
De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar het bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft verweer gevoerd.
Bij brief van 20 maart 2019 heeft de Inspecteur een overzichtsproces-verbaal van de FIOD aan het Hof gezonden en daarbij een beroep gedaan op beperkte kennisneming van dat stuk als bedoeld in artikel 8:29, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).
Bij brief van 4 juli 2019 heeft de Inspecteur een geanonimiseerde versie van evenvermeld proces-verbaal aan het Hof gezonden, dat door de griffier in afschrift aan belanghebbende is verstrekt.
Het verzoek van de Inspecteur is ter zitting van de geheimhoudingskamer behandeld op 26 november 2019. De Inspecteur heeft ter zitting het verzoek ingetrokken. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is gezonden.
Het onderzoek ter zake van het hoger beroep heeft plaatsgevonden ter zitting van 8 september 2020. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Vaststaande feiten
Belanghebbende handelt in sportartikelen, in het bijzonder in de segmenten wintersport, outdoor en lifestyle. Directeur en middellijk enig aandeelhouder van belanghebbende is [A] (hierna: [A] ).
Blijkens een overzichtsproces-verbaal van de FIOD van 13 juli 2015 heeft [A] tegenover de verbalisanten als verdachte verklaard dat hij facturen heeft vervalst om zijn bedrijf in leven te houden.
Bij belanghebbende is een boekenonderzoek ingesteld, waarvan een rapport is opgemaakt, gedateerd 22 februari 2017. Volgens dat rapport heeft belanghebbende in de gecontroleerde periode omzetbelasting in vooraftrek gebracht aan de hand van 97 valselijk opgemaakte facturen.
De naar aanleiding van het rapport aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag bedraagt € 26.726. De daarbij aangebrachte correcties betreffen onder meer een factuur van [B] BV met factuurnummer [00000] en dagtekening 15 februari 2012, waarin een bedrag van € 5.858,22 aan omzetbelasting is opgenomen. Ten aanzien van die factuur heeft [C] (hierna: [C] ), directeur en enig aandeelhouder van [B] BV, als getuige tegenover de verbalisanten in het FIOD-onderzoek als volgt verklaard:
„Ik kan verklaren dat de inkoopprijs op de factuur die u mij toont bijna net zo hoog is als de prijs waarvoor hij de kleding in de winkel had hangen, dus dat kan niet. Verder zijn de aantallen absurd hoog. Voor zo veel aantallen heb ik nooit een factuur aan [A] / [X] in één keer verstuurd. Ik zie ook dat een aantal lijnen anders is, onderaan de factuur. Verder lijken ook de letters anders, in ieder geval kleiner. Ook zetten wij altijd het weeknummer op de facturen, die zie ik ook niet staan op de factuur die u mij toont (DOC-066). Verder zie ik nog dat mijn mailadres niet op de factuur staat, die op onze facturen normaal gesproken wel staat. Nu ik in mijn administratie kijk, zie ik ook geen factuur met de datum 15 februari 2012 aan [X] . Ik kan in mijn administratie niet zoeken op factuurnummer, dus ik kan niet zien of wij een factuur met nummer [00000] aan een andere klant hebben verstuurd. Dus als ik deze factuur zo zie, dan kan het niet anders dan dat deze vervalst is.”
[A] heeft op deze verklaring tegenover de verbalisanten als volgt gereageerd:
„Dan moet de heer [C] aan u uitleggen, waarom hij voor hetzelfde bedrag een claim bij mij heeft ingediend. Er moeten in de administratie stukken zijn terug te vinden van onder meer de deurwaarder. Het rare is dat de heer [C] zijn facturen per mail verstuurde. Er loopt een procedure over dit bedrag, dus ik vind het raar dat de heer [C] zegt dat deze niet voorkomt in zijn administratie. (…)”
Voor het vervalsen van 96 facturen is [A] strafrechtelijk veroordeeld. Ten aanzien van de factuur met factuurnummer [00000] heeft de strafrechter als volgt overwogen:
„Nu verdachte alleen ten aanzien van de factuur D-066 stellig ontkent deze vervalst te hebben, staat voor de rechtbank niet buiten redelijke twijfel vast dat verdachte ook deze factuur vervalst heeft en zal zij verdachte ten aanzien van het vervalsen van deze factuur vrijspreken.”
Tot de stukken van het geding behoort een factuur van [B] BV aan belanghebbende, met factuurnummer [00001] , voor op 1 april 2012 voor € 25.000, vermeerderd met € 4.750 aan omzetbelasting, geleverde goederen. Op de factuur is met de hand geschreven: „Loopt juridisch geschil over hij denkt daar anders over voorlopig niet betalen → ligt bij Leliveld advocaten!!”
[B] BV heeft belanghebbende bij e-mailbericht van 21 juni 2012 aangekondigd de vordering uit handen te geven aan de gerechtsdeurwaarder wegens het onbetaald blijven van het bij evenvermelde factuur in rekening gebrachte bedrag. Laatstgenoemde heeft belanghebbende onder meer bij brief van 27 augustus 2012 gesommeerd om tot betaling over te gaan.
Tot de stukken van het geding behoren andere facturen van [B] BV aan belanghebbende, waarbij steeds geringe bedragen wegens losse verkopen in rekening werden gebracht.
3 Geschil
In geschil is of de naheffingsaanslag tot de juiste hoogte is vastgesteld, welke vraag door belanghebbende ontkennend en door de Inspecteur bevestigend wordt beantwoord.
Belanghebbende stelt dat de factuur van [B] BV met factuurnummer [00000] niet valselijk is opgemaakt en dat de daarop vermelde omzetbelasting door haar terecht als voorbelasting in aftrek is gebracht. Zij concludeert tot vermindering van de naheffingsaanslag tot op een bedrag van € 20.867.
De Inspecteur betwist het standpunt van belanghebbende en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.