Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 13-10-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:8236, 19/00534
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 13-10-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:8236, 19/00534
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 13 oktober 2020
- Datum publicatie
- 23 oktober 2020
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2020:8236
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2019:1336, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 19/00534
Inhoudsindicatie
Informatiebeschikking. Schending administratie- en bewaarplicht. Niet bewaarde detailgegevens kassa’s.
Uitspraak
locatie Arnhem
nummer 19/00534
uitspraakdatum: 13 oktober 2020
Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst (hierna: de Inspecteur)
tegen de uitspraak van rechtbank Gelderland van 26 maart 2019, nummer AWB 18/1128, in het geding tussen
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende) en de Inspecteur
1 Ontstaan en loop van het geding
De Inspecteur heeft op de voet van artikel 52a van de Algemene wet inzake rijkbelastingen (hierna: AWR) ten aanzien van belanghebbende met dagtekening 2 mei 2017 een informatiebeschikking vastgesteld.
Het tegen deze beschikking door belanghebbende gemaakte bezwaar is door de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen die uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de informatiebeschikking vernietigd.
De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 21 september 2020 te Arnhem. Aldaar zijn verschenen en gehoord: belanghebbende, bijgestaan door zijn gemachtigde [A] en zijn zoon [B] alsmede – namens de Inspecteur – drs. [C] , [D] , [E] en [F] .
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende exploiteert horecagelegenheden. In de jaren 2012 tot en met 2014 (hierna: de onderhavige jaren) betrof het twee döner kebab-zaken in het centrum van [Z] onder de naam [G] , één aan [de a-straat 1] en één aan de [b-straat 2] . Het assortiment van belanghebbende in beide horecazaken bestond uit onder meer diverse broodjes, broodjesmenu’s met friet en frisdrank, (Turkse) pizza’s, dürüm en dürümmenu met friet en frisdrank, vlees met friet en kapsalonmenu, diverse salades, kipschotels, vleesschotels, frikadellen, kroketten, nagerechten, diverse frisdranken, warme dranken en alcoholische dranken.
De omzet van beide horecazaken werd in de onderhavige jaren voor het overgrote deel gerealiseerd door middel van contante betalingen. Daarnaast werd er ook door de klanten betaald via pintransacties. Belanghebbende had in de onderhavige jaren acht werknemers in dienst.
Beide zaken beschikten over een kassa. De pinapparaten waren gekoppeld aan deze kassa’s.
Op 10 januari 2017 heeft de Inspecteur een boekenonderzoek doen instellen bij belanghebbende met betrekking tot de aangiften inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) voor de jaren 2012 tot en met 2014 en de aangiften omzetbelasting voor de tijdvakken in de periode van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2014.
Uit dat onderzoek bleek dat de in- en verkoopadministratie van belanghebbende bestond uit door belanghebbende in Excel opgemaakte kasstaten per maand en inkoopnota’s. Ontvangsten werden aangeslagen op de kassa’s. Zogenoemde Z-afslagen, pin-dagafslagen en pintransactiebonnen zijn door belanghebbende niet bewaard. Een voorraadadministratie werd door belanghebbende niet gevoerd. Evenmin is door belanghebbende een urenregistratie ten aanzien van de werknemers bijgehouden. Belanghebbende beschikte zelf niet over de detailgegevens van de kassa’s.
De controle-ambtenaren hebben met instemming van belanghebbende contact opgenomen met de leverancier van de software van de kassa’s. Deze leverancier heeft de controle-ambtenaren op 11 januari 2017 bericht dat zij in oktober 2016 op verzoek van belanghebbende alle detailgegevens van beide kassa’s had verwijderd. Voorts deelde de leverancier de controle-ambtenaren mede dat zij nog beschikte over een back-up van de detailgegevens van de kassa van de locatie aan [de a-straat 1] over de periode 9 juni 2013 tot en met 27 oktober 2016. Van de locatie [b-straat 2] bestond geen back‑up.
Uit genoemde back-up bleek dat bij gebruik van de kassa verschillende vastleggingen plaatsvonden. In de eerste plaats de vastlegging van alle kassahandelingen op grond waarvan papieren reports kunnen worden gemaakt waarin de omzet op verschillende manieren kan worden uitgesplitst: naar soort artikelen, naar kassabedieners, naar weekdagen etc. In de tweede plaats de vastlegging van een digitaal kassajournaal, een tekstbestand waarin alle verkoopbonnen zijn opgenomen.
De controle-ambtenaren hebben de digitale kassajournaals van de vestiging [de a-straat 1] over genoemde periode op 12 januari 2017 ontvangen van de leverancier. Voorts heeft de leverancier op 13 januari 2017 en 3 april 2017 aan de controle-ambtenaren met betrekking tot de vestiging [de a-straat 1] verschillende papieren reports verstrekt, te weten financial reports, clerkreports, groepenrapporten en urenrapporten voor een deel van 2012 en voor het geheel van de jaren 2013 tot en met 2016.
De controle-ambtenaren hebben onderzoek gedaan naar de door de leverancier overgelegde informatie. Volgens hun bevindingen is er op de kassa van de vestiging [de a-straat 1] meer omzet geregistreerd dan is vermeld in het door belanghebbende bijgehouden Excel-bestand en in de door hem ingediende aangiften. Voor 2013 is het verschil volgens de controle-ambtenaren € 97.165,46 en voor 2014 € 54.558,73. Voorts bleek uit dat onderzoek dat de in het Excel-bestand verantwoorde dagomzetten bijna iedere dag afweken van de op de kassa geregistreerde dagomzetten en dat er dag-afslagen (Z-afslagen) werden gemaakt die niet werden bewaard. Voorts bleek uit het onderzoek dat op de kassa werd geregistreerd op productniveau (de verkochte producten werden individueel aangeslagen op de kassa).
Met dagtekening 25 april 2017 hebben de controle-ambtenaren hun bevindingen in een ‘tussenevaluatie’ op schrift gesteld. Deze bevindingen zijn op 26 april 2017 door de controle-ambtenaren besproken met belanghebbende en zijn gemachtigde. Daarbij is voorts een voorstel gedaan om met betrekking tot de onderhavige jaren door middel van een compromis winst- en omzetcorrecties vast te stellen. Dat voorstel is door belanghebbende niet aanvaard.
Vervolgens heeft de Inspecteur met dagtekening 2 mei 2017 de onderhavige, met betrekking tot op te leggen belastingaanslagen IB/PVV over de jaren 2012 tot en met 2014 en omzetbelasting over de tijdvakken gelegen in de periode 1 januari 2012 tot en met 31 december 2014, informatiebeschikking vastgesteld. Daarin is onder meer vermeld, kort gezegd, dat de administratie van belanghebbende niet voldoet aan de eisen van artikel 52 AWR omdat de kasadministratie gebrekkig is en voorts dat de in artikel 52, lid 4, AWR vervatte bewaarplicht door belanghebbende is geschonden nu de detailgegevens van de kassa’s, de Z-afslagen, pintransactiesgegevens en pindagafslagen niet door hem zijn bewaard.
Tegen de informatiebeschikking heeft belanghebbende bezwaar aangetekend. Bij uitspraak op bezwaar van 18 januari 2018 heeft de Inspecteur het bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen die uitspraak heeft belanghebbende beroep ingesteld bij de Rechtbank. In de beroepsfase heeft de Inspecteur een zogenoemd derdenonderzoek gedaan bij eerder vermelde leverancier van de software van de kassa’s. In het kader daarvan bleek dat de leverancier ook nog beschikte over de digitale basisgegevens (de database) van de kassa op de vestiging [de a-straat 1] . Die gegevens zijn in april 2018 aan de Inspecteur verstrekt. Tot op heden heeft de Inspecteur, in afwachting van de definitieve beslissing over de onderhavige informatiebeschikking, deze gegevens nog niet aan een onderzoek onderworpen. Wel heeft een controle-ambtenaar nader onderzoek gedaan naar het journaalbestand van 2014. Volgens de controle-ambtenaar kon uit dit journaalbestand worden opgemaakt dat al het bedienend personeel in elk geval vanaf begin 2014 op de hoogte was van de correcte manier van aanslaan op de kassa voor het ‘bijpinnen’ door de klanten en dat het mogelijk foutief aanslaan op dat vlak in 2014 beperkt was tot € 2.746,40. Voorts concludeerde deze controle-ambtenaar dat correcties op de kassa mogelijk waren.
De Rechtbank heeft het beroep van belanghebbende gegrond verklaard en de informatiebeschikking vernietigd. Volgens de Rechtbank heeft de Inspecteur de informatiebeschikking voorbarig afgegeven. De Inspecteur had, aldus de Rechtbank, eerst een nader onderzoek moeten verrichten naar de van de softwareleverancier verkregen gegevens.
De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. In de fase van het hoger beroep heeft de Inspecteur een onderzoek laten doen naar het mogelijk foutief aanslaan op de kassa van het ‘bijpinnen’ in 2013. Volgens de Inspecteur volgt uit dat onderzoek dat al het bedienend personeel in 2013 op de hoogte was van de correcte manier van aanslaan op de kassa van het ‘bijpinnen’ door de klanten en dat het mogelijk foutief aanslaan op dat vlak in 2013 maximaal € 4.002,10 bedroeg.
3 Het geschil en de standpunten van partijen
In hoger beroep is in geschil of de onderhavige informatiebeschikking terecht is vastgesteld. Belanghebbende beantwoordt die vraag ontkennend en de Inspecteur bevestigend.