Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 20-10-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:8469, 1900412

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 20-10-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:8469, 1900412

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
20 oktober 2020
Datum publicatie
30 oktober 2020
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2020:8469
Zaaknummer
1900412

Inhoudsindicatie

IB/PVV. Uitgeverij en budgetcoaching. Bron van inkomen. Objectieve voordeelsverwachting?

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 19/00412

uitspraakdatum: 20 oktober 2020

Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 20 februari 2019, nummer AWB 18/3824, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Doetinchem (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2014 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 48.797. Bij beschikking is belastingrente berekend.

1.2.

De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Belanghebbende heeft nadere stukken ingediend. Een afschrift daarvan is aan de wederpartij verstrekt.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft op digitale wijze (via beeldbellen) plaatsgevonden op 10 september 2020. Daarbij waren aanwezig en zijn gehoord belanghebbende, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. [A] . Namens de Inspecteur is verschenen mr. [B] .

1.7.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende heeft in het jaar 2009 in de vorm van een eenmanszaak een onderneming gedreven. De activiteiten bestonden uit het exploiteren van een assurantiekantoor en het verrichten van activiteiten als uitgever. Met ingang van 1 januari 2010 heeft belanghebbende zijn onderneming ingebracht in een vennootschap onder firma (hierna: de VOF), waarin hij samen met zijn toenmalige partner participeerde.

2.2.

Belanghebbende heeft in 2009 een ongeluk gehad, waardoor hij bepaalde ondernemingsactiviteiten niet meer kon ontplooien. Als gevolg hiervan heeft hij in 2010 de assurantieportefeuille verkocht. Het resultaat daarvan is in 2010 verantwoord in de aangifte IB/PVV van belanghebbende. De activiteiten van de uitgeverij zijn in de VOF voortgezet gedurende de jaren 2010 tot en met 2012.

2.3.

Belanghebbende is in 2012 gescheiden van zijn partner. Als gevolg van de scheiding heeft belanghebbende in 2013 minder werkzaamheden verricht voor de uitgeverij. De VOF is per 1 februari 2013 geëindigd. Belanghebbende heeft daarna zelfstandig de activiteiten uit de uitgeverij voortgezet. Daarnaast heeft hij in het onderhavige jaar werkzaamheden verricht op het gebied van budgetcoaching. Belanghebbende heeft de werkzaamheden op het gebied van de uitgeverij en budgetcoaching gedurende de jaren 2014 tot en met 2017 verricht. In 2016 en 2017 heeft belanghebbende wederom ongelukken gehad. Vanaf 2018 heeft belanghebbende opleidingen gevolgd en zich toegelegd op coaching- en begeleidingsactiviteiten.

2.4.

Belanghebbende heeft over de jaren 2009 tot en met 2018 in zijn aangiften IB/PVV de navolgende omzet en winst uit onderneming (voor toepassing van de ondernemersaftrek) verantwoord:

Jaar

Netto-omzet

Resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening

2009

60.514

14.217

2010

259.618

171.750

2011 (ambtshalve aanslag)

niet bekend

-/- 38.026

2012

842

-/- 16.514

2013

nihil

-/- 3.459

2014

nihil

-/- 2.811

2015

328

-/- 14.213

2016

3.487

-/- 9.226

2017

1.709

-/- 302

2018

614

-/- 1.038

2.5.

Belanghebbende heeft voor het jaar 2014 aangifte IB/PVV gedaan en daarbij een verlies uit onderneming (voor ondernemersaftrek) verantwoord van € 2.811. De Inspecteur heeft het standpunt ingenomen dat niet langer sprake is van een bron van inkomen en bij het vaststellen van de aanslag het verlies uit onderneming gecorrigeerd.

2.6.

In de bezwaarfase heeft belanghebbende nader het standpunt ingenomen dat het verlies uit onderneming € 9.591 bedraagt, omdat hij het huurrecht van zijn appartement heeft aangemerkt als ondernemingsvermogen.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of de activiteiten van belanghebbende een bron van inkomen vormen zodat het daarmee behaalde negatieve resultaat als verlies uit onderneming in aanmerking kan worden genomen. Indien deze vraag bevestigend kan worden beantwoord, is de hoogte van het verlies in geschil.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing