Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 20-10-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:8680, 19/01072

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 20-10-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:8680, 19/01072

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
20 oktober 2020
Datum publicatie
30 oktober 2020
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2020:8680
Zaaknummer
19/01072

Inhoudsindicatie

Wet Woz. Waardevaststelling woning.

Uitspraak

locatie Leeuwarden

nummer 19/01072

uitspraakdatum: 20 oktober 2020

Uitspraak van de zeventiende enkelvoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 2 juli 2019, nummer Awb 18/2385, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van het gemeenschappelijk belastingkantoor Lococensus-Tricijn

(GBLT) (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [a-straat] 21 te [Z] (hierna: de onroerende zaak), per waardepeildatum 1 januari 2017 en naar de toestand op die datum, voor het jaar 2018 vastgesteld op € 321.000. Tegelijk met deze beschikking zijn voor het belastingjaar 2018 de aanslagen in de onroerendezaakbelasting (OZB) en in de watersysteemheffing gebouwd vastgesteld waarbij deze waarde als heffingsgrondslag is gehanteerd.

1.2.

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraken op bezwaar de beschikking en de aanslagen gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Overijssel (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Belanghebbende heeft een pleitnota, met bijlagen, ingestuurd.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft op digitale wijze via beeldbellen plaatsgevonden op 22 september 2020. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaak. De onroerende zaak is een hoekwoning, bouwjaar 2001, met een berging en carport. De inhoud van de woning is circa 504 m³ en de kaveloppervlakte is 269 m².

2.2.

Belanghebbende heeft de onroerende zaak op 31 januari 2016 gekocht voor € 306.000 en op 13 april 2016 geleverd gekregen.

2.3.

Ter onderbouwing van de vastgestelde waarde heeft de heffingsambtenaar in beroep een taxatiematrix overgelegd, opgemaakt op 23 mei 2019 door taxateur Ing. [A] . [A] heeft daarin de waarde per waardepeildatum 1 januari 2017 getaxeerd op € 321.000. Aan de waardebepaling zijn in de matrix de marktgegevens van de volgende, in dezelfde wijk gelegen, woningen ten grondslag gelegd:

1. [a-straat] 27 te [Z] , een hoekwoning, perceel 270 m², inhoud hoofdgebouw 504 m³, bouwjaar 2001, met berging en carport, op 16 februari 2018 overgedragen voor € 305.000;

2. [b-straat] 9 te [Z] , een hoekwoning, perceel 218 m², inhoud hoofdgebouw 420 m³, bouwjaar 2001, met berging, carport en aanbouw (29 m³), op 22 december 2017 overgedragen voor € 269.000; en

3. [a-straat] 31 te [Z] , een tussenwoning, perceel 159 m², inhoud hoofdgebouw 453 m³, bouwjaar 2001, met berging, op 1 februari 2017 overgedragen voor € 240.000.

In de matrix is een waardering opgenomen van de toestand van de onroerende zaak en voormelde referentieobjecten. Het gaat daarbij om de waardering van kwaliteit/luxe (Kl), onderhoudstoestand (Oh), doelmatigheid (Dm), voorzieningen (Vz), uitstraling (Uit) en ligging (L). De onroerende zaak scoort in de matrix op deze factoren als volgt. Kl: 2 (matig), Oh: 3 (voldoende), Dm: 4 (goed), Vz: 4, Uit: 3, L: 3. Ter zitting heeft taxateur [A] verklaard dat de factor Kl ten onrechte op 2 is gezet en daarom op 3 (voldoende) moet worden gesteld. Aan de referentieobjecten zijn in de matrix lagere factoren toegekend.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of de heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaak per peildatum 1 januari 2017 te hoog heeft vastgesteld.

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en de uitspraak op bezwaar en vermindering van de vastgestelde waarde van de onroerende zaak tot respectievelijk € 280.000 (primair), € 284.000 (subsidiair) en € 294.000 (meer subsidiair).

3.3.

De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing