Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 10-11-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:9474, 19/01323
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 10-11-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:9474, 19/01323
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 10 november 2020
- Datum publicatie
- 20 november 2020
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2020:9474
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2022:1095
- Zaaknummer
- 19/01323
Inhoudsindicatie
Staking onderneming. Nagekomen bedrijfslasten?
Uitspraak
locatie Leeuwarden
nummer 19/01323
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 23 augustus 2019, nummer AWB 19/1826, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Midden- en kleinbedrijf/Kantoor Almere (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2015 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd. Bij beschikking is belastingrente berekend.
De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de aanslag verminderd en de beschikking belastingrente dienovereenkomstig verminderd.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft verweer gevoerd.
Belanghebbende heeft voor de zitting een nader stuk ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 oktober 2020. De zaak is ter zitting gelijktijdig behandeld met de zaak van belanghebbende met het procedurenummer 19/01700. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Vaststaande feiten
Belanghebbende is geboren [in] 1945 en was werkzaam als kunstenaar.
Belanghebbende heeft in zijn aangifte IB/PVV over het jaar 2011 het standpunt ingenomen dat zijn onderneming per 31 december 2011 is gestaakt en in verband daarmee de stakingsaftrek geclaimd. In de winstbijlage bij de daarop volgende aangiften IB/PVV over de jaren 2012, 2013 en 2014 heeft belanghebbende bij “Datum staken – doorschuiven onderneming” vermeld: 31-12-2012 (in aangifte 2012), 31-12-2013 (in aangifte 2013) en 31-12-2014 (in aangifte 2014).
Belanghebbende heeft in zijn aangifte IB/PVV over het jaar 2015 opgave gedaan van een belastbare winst van negatief € 3.093 (verlies uit onderneming van € 3.596 plus MKB-winstvrijstelling van € 503). Hij heeft aangifte gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 10.320.
Tot de stukken van het geding behoren balansen per 31 december 2014 en 31 december 2015, een winst- en verliesrekening over 2015 en een zogenoemde kolommenbalans 2015 (hierna: de kolommenbalans) waaruit volgt dat het verlies uit onderneming zijn oorzaak vindt in het in aanmerking nemen van de volgende kosten: € 1.237,50 (administratiekosten), € 1.713,40 (rentekosten), € 625,01 (telefoonkosten (€ 925,01 -/- € 300 voor privégebruik)), € 20 (porti). Tevens behoort tot de gedingstukken een factuur van 10 juni 2015 van de gemachtigde van belanghebbende waarin voormeld bedrag aan administratiekosten als volgt is gespecificeerd: rapport 2014 (€ 900) en nagekomen werkzaamheden 2013 (€ 337,50).
Belanghebbende heeft naar aanleiding van door hem ingediende suppleties van de Inspecteur teruggaven aan omzetbelasting ontvangen van € 1.432 (2012), € 564 (2013), € 711 (2014) en € 392 (2015).
Bij de vaststelling van de aanslag in de IB/PVV voor het jaar 2015 van 3 augustus 2018 heeft de Inspecteur een correctie op de bedrijfslasten aangebracht van € 4.336 en het belastbare inkomen uit werk en woning vastgesteld op € 14.656.
Bij uitspraak op bezwaar van 26 februari 2019 heeft de Inspecteur de aanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 13.413. Daarbij is het belastbare inkomen uit werk en woning nader bepaald door het aangegeven belastbaar inkomen van € 10.320 op het punt van het verlies uit onderneming van € 3.093 te corrigeren.
3 Geschil
In geschil is of de aanslag, zoals deze luidt na de uitspraak op bezwaar, te hoog is vastgesteld. Het geschil spitst zich toe op de vraag of € 3.093 aftrekbaar is als nagekomen bedrijfslasten, welke vraag belanghebbende bevestigend beantwoordt en de Inspecteur ontkennend.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank en de Inspecteur en tot vermindering van de aanslag tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 10.320.
De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.