Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 24-11-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:9917, 19/01204
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 24-11-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:9917, 19/01204
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 24 november 2020
- Datum publicatie
- 4 december 2020
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2020:9917
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNNE:2019:3367, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 19/01204
Inhoudsindicatie
Kansspelbelasting. Heffing in strijd met Unierecht?
Uitspraak
locatie Leeuwarden
nummer 19/01204
uitspraakdatum: 24 november 2020
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] GmbH te [Z] , Duitsland (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 1 augustus 2019, nummer LEE 17/122, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Emmen (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
De Inspecteur heeft aan belanghebbende over het tijdvak 1 januari 2013 tot en met 31 december 2014 een naheffingsaanslag kansspelbelasting (hierna: KSB) opgelegd.
De Inspecteur heeft het bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende is tegen de uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft op digitale wijze plaatsgevonden op 17 november 2020. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Vaststaande feiten
Belanghebbende is een op 12 oktober 2007 naar Duits recht opgerichte besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (GmbH) en is statutair gevestigd te [Z] , Duitsland. [A] is sinds de oprichting directeur en enig aandeelhouder van belanghebbende. Daarnaast maakt haar echtgenoot [B] deel uit van het bestuur.
Tot 17 april 2013 is de bedrijfsomschrijving: “Der Betrieb von Spielhallen”. Per 17 april 2013 is de bedrijfsomschrijving gewijzigd in: “Der Ankauf von Spielgeräten und Geldspielgeräten jeglichter Art sowie deren Vermietung-Verpachtung und sonstige zulässige Überlassung an Dritte sowie der Betrieb von Spielhallen”.
Belanghebbende heeft op 2 januari 2013 97 kansspelautomaten gekocht van [C] GmbH voor € 41.000. Sinds deze datum verhuurt belanghebbende deze kansspelautomaten aan de vennootschap onder firma “ [D] ” (hierna: VOF [D] ).
[C] GmbH is ook opgericht naar Duits recht en is statutair ingeschreven te [E] , Duitsland. Het bestuur van deze vennootschap bestaat uit [B] en zijn zoon [F] .
[B] en [F] zijn tevens vennoten van VOF [D] . Deze vennootschap houdt zich bezig met de exploitatie van kansspelautomaten in Nederland.
[C] GmbH heeft op 9 september 2009 alle door VOF [D] geëxploiteerde kansspelautomaten overgenomen van en (terug)verhuurd aan VOF [D] .
Belanghebbende heeft in juli/augustus 2015 de kansspelautomaten verkocht aan VOF [D] .
Bij beschikking van 30 juli 2013 heeft de Kansspelautoriteit per 2 augustus 2013 een vergunning voor de exploitatie van kansspelautomaten verstrekt aan belanghebbende.
Belanghebbende heeft bij de Kansspelautoriteit een formulier ingediend met gegevens over de opstellocaties per 31 december 2013. Hieruit volgt dat zij per deze datum 76 kansspelautomaten op 39 horeca-locaties in Nederland opgesteld heeft staan en dat 7 kansspelautomaten zich bevinden op een voorraadlocatie. Het formulier is op 7 februari 2014 ontvangen.
Belanghebbende heeft bij de Kansspelautoriteit een formulier ingediend met gegevens over de opstellocaties per 31 december 2014. Hieruit volgt dat zij per deze datum 77 kansspelautomaten op 42 horeca-locaties in Nederland opgesteld heeft staan en dat 5 kansspelautomaten zich bevinden op een voorraadlocatie. Het formulier is op 4 februari 2015 ontvangen.
VOF [D] heeft voor de jaren 2013 en 2014 contracten afgesloten met de in de formulieren genoemde horeca-locaties voor het exploiteren van de kansspelautomaten. VOF [D] heeft bij de afrekeningen met deze horeca-locaties KSB over de bruto spelopbrengst berekend en gereserveerd. In de administratie van VOF [D] is vermeld dat de door haar gereserveerde KSB voor het jaar 2013 € 160.820 bedraagt en voor het jaar 2014 € 160.246.
De Inspecteur heeft vanaf de maand augustus 2013 telkens iedere maand aangiftebiljetten voor de KSB aan belanghebbende uitgereikt. Belanghebbende heeft op 17 april 2015 over de maanden augustus 2013 tot en met december 2014 aangifte in de KSB gedaan. Zij heeft daarbij steeds aangegeven dat zij geen KSB verschuldigd is. Deze aangiften zijn gedagtekend 14 april 2015 en zijn ondertekend door [B] .
De Inspecteur heeft een administratief onderzoek ingesteld bij belanghebbende naar de belastingplicht met betrekking tot de KSB over de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2014. Van dit onderzoek heeft de Inspecteur met dagtekening 2 december 2015 een rapport opgemaakt. In dit rapport heeft de Inspecteur geconcludeerd dat belanghebbende over de jaren 2013 en 2014 in totaal € 321.066 (€ 160.820 en € 160.246) te weinig KSB heeft voldaan. Dit bedrag heeft de Inspecteur ontleend aan de administratie van VOF [D] .
De Inspecteur heeft met dagtekening 17 december 2015 over de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2014 aan belanghebbende een naheffingsaanslag KSB opgelegd van € 321.066. Op het aanslagbiljet heeft de Inspecteur vermeld:
“De naheffingsaanslag is vastgesteld, omdat te weinig kansspelbelasting is afgedragen.
De naheffingsaanslag is opgelegd op basis van het rapport van het ingestelde boekenonderzoek.”
De Fiscale Inlichtingen en Opsporingsdienst (hierna: FIOD) heeft eveneens een onderzoek ingesteld bij belanghebbende en de aan haar gelieerde personen en ondernemingen. Op 2 december 2015 heeft een inval van de FIOD plaatsgevonden op diverse ondernemingslocaties van de familie [B] en zijn de bestuurders alsmede [F] drie dagen in verzekering gesteld.
De rechtbank Overijssel heeft op 11 juni 2018 vonnis op tegenspraak gewezen in de strafzaak van de officier van justitie tegen [A] (
). Aan haar is ten laste gelegd dat zij samen met anderen feitelijk leiding dan wel opdracht heeft gegeven aan belanghebbende ter zake van het opzettelijk onjuist doen van aangiften KSB over de maanden augustus 2013 tot en met december 2014. De rechtbank Overijssel heeft [A] hiervan vrijgesproken, omdat niet is bewezen dat zij feitelijk leiding of opdracht heeft gegeven aan de in de tenlastelegging omschreven strafbare gedragingen.De rechtbank Overijssel heeft tevens op 11 juni 2018 vonnis op tegenspraak gewezen in de strafzaak van de officier van justitie tegen [B] (
). Aan hem is ten laste gelegd dat hij samen met anderen feitelijk leiding dan wel opdracht heeft gegeven aan belanghebbende ter zake van het opzettelijk onjuist doen van aangiften KSB over de maanden augustus 2013 tot en met december 2014. De rechtbank Overijssel heeft [B] hiervan vrijgesproken, omdat hij ten tijde van het doen van de aangiften - naar objectieve maatstaven gemeten - redelijkerwijs kon en mocht menen dat de ingezonden (nihil)aangiften conform deskundig advies en daarmee juist en volledig waren. De rechtbank Overijssel heeft daarom opzet op het doen van onjuiste aangiften in de KSB niet bewezen geacht.De Rechtbank heeft het beroep wat betreft de onderhavige naheffingsaanslag in de KSB ongegrond verklaard. Zij heeft geoordeeld dat belanghebbende de exploitant van de kansspelautomaten is en dus belastingplichtige voor de KSB. Van schending van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur is niet gebleken. De Rechtbank heeft voorts geoordeeld dat de heffing van KSB niet in strijd is met het Unierecht, dat de KSB niet valt binnen de reikwijdte van het Verdrag ter voorkoming van dubbele belasting tussen Nederland en Duitsland en dat geen sprake is van een individuele en buitensporige last.
3 Geschil
In geschil is of de naheffingsaanslag KSB terecht is opgelegd. Voorts verzoekt belanghebbende om schadevergoeding. Dit betreft zowel de vergoeding van de werkelijke proceskosten als de als gevolg van de KSB door belanghebbende geleden schade.