Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 02-02-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:1071, 19/01420 en 19/01421

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 02-02-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:1071, 19/01420 en 19/01421

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
2 februari 2021
Datum publicatie
12 februari 2021
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2021:1071
Formele relaties
Zaaknummer
19/01420 en 19/01421

Inhoudsindicatie

OZB. Vaststelling en bekendmaking tarief in belastingverordening.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummers 19/01420 en 19/01421

uitspraakdatum: 2 februari 2021

Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, van 27 september 2019, nummers AWB 19/212 en AWB 19/214, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de gemeente Nijmegen (hierna: de heffingsambtenaar).

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [a-straat] 75 te [A] (hierna: de onroerende zaak) voor de jaren 2016 en 2017, per waardepeildatum 1 januari 2015 respectievelijk 1 januari 2016, vastgesteld op € 89.000. Tevens zijn aan belanghebbende met betrekking tot deze onroerende zaak aanslagen onroerende-zaakbelasting eigenaren (hierna: OZBE) opgelegd voor de jaren 2016 en 2017.

1.2.

Op de bezwaarschriften van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar de vastgestelde waarden, alsmede de aanslagen OZBE gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft via beeldbellen plaatsgevonden op 25 november 2020. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1

Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaak. De onroerende zaak is een niet-woning.

2.2.

In de gemeente Nijmegen heeft met ingang van 2015 een lastenverschuiving plaatsgevonden. Het vaste deel van de afvalstoffenheffing is in de periode van 2015 tot en met 2017 stapsgewijs afgeschaft. Hiertegenover staat een stijging van de OZB-tarieven voor de eigenaren van woningen. Verder is besloten om de lasten voor gebruikers van niet-woningen stapsgewijs te verschuiven naar eigenaren. Met de belastingverschuivingen is beoogd de lasten van huurders te verlagen en leegstand van bedrijfspanden tegen te gaan.

2.3.

In verband met het bovenstaande zijn de tarieven voor de OZBE (ex artikel 220, aanhef, en onder b, van de Gemeentewet) verhoogd en de tarieven voor de onroerende-zaakbelasting gebruikers (ex artikel 220, aanhef en onder a, van de Gemeentewet) met ingang van het belastingjaar 2016 verlaagd tot 0,2466% (2016) en 0,1228% (2017). Het percentuele tarief van de OZBE voor niet-woningen bedroeg in 2014 en 2015 nog 0,4340%, respectievelijk 0,4504%, tegenover 0,5947% in 2016 en 0,7282% in 2017. Een en ander is vastgelegd in de Verordening onroerende-zaakbelastingen 2016 (hierna: de Verordening 2016) en de Verordening op de heffing en invordering van onroerende-zaakbelastingen 2017 (hierna: de Verordening 2017). De Verordening 2016 is gepubliceerd in het Gemeenteblad op 21 december 2015 en de Verordening 2017 is gepubliceerd in het Gemeenteblad op 27 december 2016. In 2018 is de onroerende-zaakbelasting gebruikers geheel afgeschaft. In 2018 bedroeg het tarief OZBE 0,9119% en in 2019 0,9837%.

3 Geschil

De waarde van de onroerende zaak op de respectievelijke peildata is niet in geschil.

In geschil is of de aanslagen OZBE vernietigd dienen te worden wegens strijd met:

1) het zorgvuldigheidsbeginsel. Belanghebbende woont in [Z] en was niet op de hoogte van de aanzienlijke verhoging van de tarieven van de OZBE en heeft daarom daar niet op kunnen anticiperen.

2) artikel 219 van de Gemeentewet.

3) het coalitieakkoord van het College van B&W van de gemeente Nijmegen (hierna: het Coalitieakkoord), waarin als uitgangspunt is genomen dat de gebruiker betaalt.

4) andere beginselen van behoorlijk bestuur of wetgeving, waaronder het evenredigheidsbeginsel en het gelijkheidsbeginsel.

5) artikel 1 van het Eerste Protocol bij het (Europees) Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: artikel 1 EP).

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing