Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 16-11-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:10710, 19/01493 t/m 19/01495
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 16-11-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:10710, 19/01493 t/m 19/01495
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 16 november 2021
- Datum publicatie
- 26 november 2021
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2021:10710
- Zaaknummer
- 19/01493 t/m 19/01495
Inhoudsindicatie
IB/PVV. Ontvankelijkheid beroep.
Uitspraak
locatie Leeuwarden
nummers 19/01493 t/m 19/01495
uitspraakdatum: 16 november 2021
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 9 oktober 2019, nummers LEE 18/3144 tot en met LEE 18/3146, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Emmen (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is over het jaar 2012 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd. Tevens is aan belanghebbende een aanslag in de IB/PVV en een aanslag in de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet voor het jaar 2014 opgelegd.
Belanghebbende heeft bij brief van 27 maart 2017 bezwaar gemaakt tegen de onder 1.1. genoemde aanslagen.
Met dagtekening 24 april 2018 heeft de Inspecteur bij uitspraken op bezwaar het bezwaar van belanghebbende tegen de navorderingsaanslag IB/PVV over het jaar 2012 gegrond verklaard. Met dagtekening 9 april 2018 heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar het bezwaar tegen de aanslag IB/PVV voor het jaar 2014 ongegrond verklaard.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen niet-ontvankelijk verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 oktober 2021. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende en [naam1] , alsmede mr. [naam2] namens de Inspecteur, bijgestaan door mr. [naam3] . Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Vaststaande feiten
Bij brief met dagtekening 27 maart 2017, door de Inspecteur ontvangen op 29 maart 2017 heeft belanghebbende bezwaar gemaakt tegen de onder 1.1. genoemde aanslagen. In dezelfde brief heeft belanghebbende de Inspecteur verzocht uitstel te verlenen voor het motiveren van het door hem ingediende bezwaar. In deze brief is, onder meer vermeld:
“Ik wil hier graag een gedegen bezwaar tegen maken. Hiervoor heb ik een adviseur ingeschakeld. Hij heeft mij gevraagd om uitstel bij u aan te vragen, om zo de tijd te krijgen voor een bezwaarschrift tegen deze vier aanslagen.”
Bij brieven van 10 april 2017 en 18 mei 2017 heeft de Inspecteur belanghebbende verzocht het bezwaarschrift nader te motiveren.
Per e-mail van 8 juni 2017 heeft [naam4] RB, verbonden aan [naam5] , accountants en adviseurs (hierna: de gemachtigde), namens [naam1] verzocht extra uitstel te verlenen voor het motiveren van de door de echtgenote van belanghebbende ingediende bezwaren tegen de aan haar opgelegde (navorderings)aanslagen.
Naar aanleiding van de bevestiging door de gemachtigde dat uitstel is verleend voor het motiveren van de bezwaren, heeft [naam1] in een e-mail van 15 juni 2017 aan [naam6] van de Belastingdienst geschreven dat de gemachtigde ook het bezwaarschrift van [belanghebbende] in het geheel meeneemt. Zij geeft aan ervan uit te gaan dat het uitstel ook voor hem geldt.
In een e-mail van 21 juni 2017 heeft [naam6] als reactie op de e-mail van 15 juni 2017 aan de echtgenote van belanghebbende geschreven dat het akkoord is.
In een brief van 22 januari 2018, gericht aan de gemachtigde, heeft de Inspecteur nogmaals verzocht de gevraagde informatie voor de beoordeling van de bezwaarschriften te verstrekken.
Bij brief met dagtekening 9 februari 2018 heeft de gemachtigde het bezwaar tegen de opgelegde navorderingsaanslag IB/PVV over het jaar 2012 nader gemotiveerd.
Bij brief van 9 april 2018 gericht aan de gemachtigde informeert de Inspecteur dat hij gedeeltelijk tegemoetkomt aan het bezwaar tegen de navorderingsaanslag IB/PVV over het jaar 2012. In de brief is onder meer vermeld:
“Beslissing
Ik kom aan uw bezwaarschrift tegemoet. Binnenkort ontvangt u de formele uitspraak op uw bezwaar.”
Met dagtekening 24 april 2018 heeft de Inspecteur uitspraak op bezwaar gedaan inzake het bezwaar tegen de navorderingsaanslag IB/PVV over het jaar 2012. De uitspraak op bezwaar is geadresseerd aan het woonadres van belanghebbende.
In een brief van 9 april 2018 gericht aan de gemachtigde heeft de Inspecteur uitspraak op bezwaar gedaan inzake het bezwaar tegen de aanslag IB/PVV voor het jaar 2014. De Inspecteur heeft het bezwaar afgewezen.
Belanghebbende heeft bij brieven, gedagtekend 24 juli 2018, nogmaals bezwaar ingediend tegen de onder 1.1. genoemde aanslagen. In de brieven is onder meer vermeld:
“BEZWAARSCHRIFT
(…)
Deze stelling/afspraak is het resultaat van overleg tussen u, kantoor Emmen en [naam5] . Drs. [naam4] is de behandelaar namens mij en mijn vrouw”
De Inspecteur heeft de onder 2.11. genoemde brieven, door de Inspecteur ontvangen op 1 augustus 2018, aangemerkt als beroepen tegen de onder 1.2. bedoelde uitspraken op bezwaar en met toepassing van artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) bij brief van 2 oktober 2018 doorgestuurd naar de Rechtbank.
3 Geschil
In geschil is of de Rechtbank de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de Inspecteur inzake de navorderingsaanslag IB/PVV over het jaar 2012 en de aanslag IB/PVV voor het jaar 2014 terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Tussen partijen is niet langer in geschil dat de aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet voor het jaar 2014 en de bij beschikking in rekening gebrachte belastingrente vernietigd dienen te worden.