Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 16-11-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:10711, 19/01496 t/m 19/01498
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 16-11-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:10711, 19/01496 t/m 19/01498
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 16 november 2021
- Datum publicatie
- 26 november 2021
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2021:10711
- Zaaknummer
- 19/01496 t/m 19/01498
Inhoudsindicatie
IB/PVV. Ontvankelijkheid beroep.
Uitspraak
locatie Leeuwarden
nummers 19/01496 t/m 19/01498
uitspraakdatum: 16 november 2021
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 9 oktober 2019, nummers LEE 18/3148 tot en met LEE 18/3150, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Emmen (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is zowel over het jaar 2012 als 2013 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd. Daarnaast is aan belanghebbende een aanslag in de IB/PVV opgelegd voor het jaar 2014.
Met dagtekening 16 juli 2018 heeft de Inspecteur bij uitspraken op bezwaar de bezwaren van belanghebbende tegen de onder 1.1. genoemde belastingaanslagen ongegrond verklaard.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen niet-ontvankelijk verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 oktober 2021. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende en [naam1] , alsmede mr. [naam2] namens de Inspecteur, bijgestaan door mr. [naam3] . Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Vaststaande feiten
Bij brief met dagtekening 6 februari 2017, door de Inspecteur ontvangen op 10 februari 2017 heeft belanghebbende bezwaar gemaakt tegen de aan haar opgelegde (navorderings)aanslagen IB/PVV voor de jaren 2011, 2012, 2013 en 2014.
Bij brief van 27 maart 2017 heeft belanghebbende de Inspecteur verzocht uitstel van betaling te verlenen alsmede uitstel voor het motiveren van het door haar ingediende bezwaar. In deze brief is, onder meer vermeld:
“Ik wil hier graag een gedegen bezwaar tegen maken. Hiervoor heb ik een adviseur ingeschakeld. Hij heeft mij gevraagd om uitstel bij u aan te vragen, om zo de tijd te krijgen voor een bezwaarschrift tegen deze vier aanslagen.”
Per e-mail van 8 juni 2017 heeft [naam4] RB, verbonden aan [naam5] , accountants en adviseurs (hierna: de gemachtigde), namens belanghebbende aan [naam6] verzocht extra uitstel te verlenen voor het motiveren van de bezwaren tegen de (navorderings)aanslagen. In de e-mail is onder meer het volgende opgenomen:
“(…)
Mevrouw [belanghebbende] (..) heeft mij verzocht namens haar bezwaarschriften te motiveren. (…)
Tevens verzoek ik u om voor verdere vragen geen contact meer op te nemen met mevrouw [belanghebbende] , maar de contacten via ons kantoor te laten lopen.
(…)”
Met dagtekening 27 juni 2017 heeft de gemachtigde, de bezwaren tegen de opgelegde (navorderings)aanslagen nader gemotiveerd namens belanghebbende.
Bij uitspraken op bezwaar van 16 juli 2018 geadresseerd aan de gemachtigde heeft de Inspecteur de ingediende bezwaren afgewezen.
Na de onder 2.5. genoemde uitspraken op bezwaar heeft belanghebbende drie brieven, alle gedagtekend 29 augustus 2018, gezonden aan de Inspecteur. Bovenaan de brieven is vermeld: “BEZWAARSCHRIFT” en de nummers van de drie onderhavige (navorderings)aanslagen.
De Inspecteur heeft de onder 2.6. genoemde brieven, door de Inspecteur ontvangen op 30 augustus 2018, aangemerkt als beroepen tegen de onder 2.5. bedoelde uitspraken op bezwaar en bij brief van 2 oktober 2018 met toepassing van artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) doorgestuurd naar de Rechtbank.
3 Geschil
In geschil is of de Rechtbank de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de Inspecteur terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.