Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 16-11-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:10713, 20/00025 t/m 20/00027, 20/00029 t/m 20/00031, 20/00033, 20/00035, 20/00036 en 20/00038 t/m 20/00040
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 16-11-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:10713, 20/00025 t/m 20/00027, 20/00029 t/m 20/00031, 20/00033, 20/00035, 20/00036 en 20/00038 t/m 20/00040
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 16 november 2021
- Datum publicatie
- 26 november 2021
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2021:10713
- Zaaknummer
- 20/00025 t/m 20/00027, 20/00029 t/m 20/00031, 20/00033, 20/00035, 20/00036 en 20/00038 t/m 20/00040
Inhoudsindicatie
Wet Woz. Waardevaststelling woningen.
Uitspraak
locatie Arnhem
nummers 20/00025, 20/00026, 20/00027, 20/00029, 20/00030, 20/00031, 20/00033, 20/00035, 20/00036, 20/00038, 20/00039 en 20/00040
uitspraakdatum: 16 november 2021
Uitspraak van de tweede enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden Nederland van 8 november 2019, nummers UTR 18/4983, UTR 18/4985, UTR 18/4987, UTR 18/4989, UTR 18/4991, UTR 18/4993, UTR 18/4995, UTR 18/4996, UTR 18/4998, UTR 18/4999, UTR 18/5001, UTR 18/5002, UTR 18/5003, UTR 18/5005, UTR 18/5007, UTR 18/5009, UTR 18/5010, UTR 18/5012, UTR 18/5013, UTR 18/5015, UTR 18/5016 en UTR 18/5017
in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht (hierna: de heffingsambtenaar)
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft bij beschikkingen van 28 februari 2018 de waarde van (onder meer) de volgende onroerende zaken in [plaats] voor het kalenderjaar 2018, naar waardepeildatum 1 januari 2017, als volgt vastgesteld:
Onroerende zaak |
Kenmerk Hof |
Kenmerk Rechtbank |
Vastgestelde waarde |
[adres1] 26 |
20/00025 |
UTR 18/4995 |
€ 231.000 |
[adres1] 26A |
20/00026 |
UTR 18/4996 |
€ 194.000 |
[adres1] 26B |
20/00033 |
UTR 18/5007 |
€ 181.000 |
[adres1] 164 |
20/00036 |
UTR 18/5012 |
€ 261.000 |
[adres1] 164A |
20/00038 |
UTR 18/5015 |
€ 165.000 |
[adres1] 164 B |
20/00039 |
UTR 18/5016 |
€ 180.000 |
[adres2] 6 |
20/00027 |
UTR 18/4998 |
€ 288.000 |
[adres2] 8 |
20/00029 |
UTR 18/5001 |
€ 296.000 |
[adres2] 10 (10A) |
20/00030 |
UTR 18/5002 |
€ 296.000 |
[adres2] 12 |
20/00031 |
UTR 18/5003 |
€ 296.000 |
[adres3] 32 |
20/00035 |
UTR 18/5010 |
€ 267.000 |
[adres3] 32B |
20/00040 |
UTR 18/5017 |
€ 223.000 |
Tegelijk met deze beschikkingen zijn aanslagen onroerendezaakbelasting 2018 (OZB) voor wat betreft het eigenaarsgedeelte vastgesteld alsmede aanslagen Watersysteemheffing.
De heffingsambtenaar heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 23
november 2018 de vastgestelde waarde van de onroerende zaak [adres1] 26B verlaagd tot € 160.000 en de desbetreffende aanslagen OZB en Watersysteemheffing verminderd en de vastgestelde waarden van de overige onder 1.1 genoemde onroerende zaken gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen. De rechtbank Midden-Nederland (hierna: de Rechtbank) heeft bij uitspraak van 8 november 2019 (verzonden op 19 november 2019) de beroepen ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft op 2 januari 2020 tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Daarvoor is een griffierecht betaald van € 131.
De heffingsambtenaar heeft op 16 juli 2020 een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft op 14 september 2021 een nader stuk ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 september 2021. De zaken zijn ter zitting gezamenlijk behandeld. Namens belanghebbende is verschenen mr. [naam1] . Namens de heffingsambtenaar zijn verschenen [naam2] en taxateur [naam3] .
2 Feiten
Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaken. De objecten betreffen appartementen, bovenwoningen en benedenwoningen in de buurt [naam4] te [plaats] . De objecten zijn gebouwd in de periode 1904 tot 1925.
3 Geschil
In geschil is of de heffingsambtenaar voor het kalenderjaar 2018 de waarden van de onroerende zaken aan de [adres1] en de Vossegatlaan op een te hoog bedrag heeft vastgesteld en of hij de objecten aan de [adres3] op een te laag bedrag heeft vastgesteld.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en verdedigt in hoger beroep de volgende waarden:
[adres1] 26 |
€ 231.000 |
[adres1] 26A |
€ 188.000 |
[adres1] 26B |
€ 130.000 |
[adres1] 164 |
€ 211.000 |
[adres1] 164A |
€ 164.000 |
[adres1] 164 B |
€ 178.000 |
[adres2] 6 |
€ 278.000 |
[adres2] 8 |
€ 286.000 |
[adres2] 10 (10A) |
€ 286.000 |
[adres2] 12 |
€ 286.000 |
[adres3] 32 |
€ 305.000 |
[adres3] 32B |
€ 305.000 |
De heffingsambtenaar verdedigt de vastgestelde waarden en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
De gemachtigde van belanghebbende heeft ter zitting van het Hof uitdrukkelijk bevestigd dat hij de beroepen met betrekking tot de in overweging 2 van de uitspraak van de Rechtbank genoemde onroerende zaken ter zitting van de Rechtbank heeft ingetrokken.
De gemachtigde van belanghebbende heeft ter zitting van het Hof uitdrukkelijk verklaard dat de WOZ-waarde van de onroerende zaak [adres1] 28 niet langer in geschil is.
De gemachtigde van belanghebbende heeft ter zitting van het Hof uitdrukkelijk zijn beroep op betalingsonmacht alsmede zijn verzoek om een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn ingetrokken. Verder heeft de gemachtigde van belanghebbende verklaard dat hij niet langer verzoekt om een digitale zitting.