Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 16-11-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:10715, 20/00685

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 16-11-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:10715, 20/00685

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
16 november 2021
Datum publicatie
26 november 2021
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2021:10715
Zaaknummer
20/00685

Inhoudsindicatie

OZB. Heffingsmaatstaf OZB-gebruikersdeel.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 20/00685

uitspraakdatum: 16 november 2021

Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 9 april 2020, nummer AWB 19/5400, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van Belastingsamenwerking Rivierenland (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [adres1] 7 te [woonplaats] (hierna: de onroerende zaak), per waardepeildatum 1 januari 2018 en naar de toestand op die datum, voor het jaar 2019 vastgesteld op € 649.000. Tegelijk met deze beschikking zijn aanslagen onroerendezaakbelasting 2019 (OZB) opgelegd.

1.2.

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de WOZ-beschikking en de aanslagen OZB gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden te Arnhem op 22 september 2021. Ter zitting is verschenen de gemachtigde van belanghebbende, mr. [naam1] . De heffingsambtenaar is met kennisgeving aan het Hof niet verschenen.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is eigenaar en gebruiker van de onroerende zaak. De onroerende zaak bestaat uit een bedrijfsruimte en een woning met ondergrond.

2.2.

De heffingsambternaar heeft de grondslag voor de gebruikersbelasting als bedoeld in artikel 220, letter a, Gemeentewet (hierna: de gebruikersbelasting) vastgesteld op € 282.000.

3 Geschil

Voor het Hof is uitsluitend in geschil of de heffingsambtenaar de grondslag voor de gebruikersbelasting te hoog heeft vastgesteld. Belanghebbende betoogt dat bij de berekening van de heffingsgrondslag uitgegaan moet worden van een waarde van € 249.000, in plaats van €282.000. De heffingsambtenaar verdedigt als grondslag een waarde van € 282.000.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing