Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 23-11-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:10899, 19/01048
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 23-11-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:10899, 19/01048
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 23 november 2021
- Datum publicatie
- 3 december 2021
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2021:10899
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2023:359
- Zaaknummer
- 19/01048
Inhoudsindicatie
BPM. Rente, immateriëleschadevergoeding, proceskosten, griffierecht.
Uitspraak
locatie Arnhem
nummer 19/01048
uitspraakdatum: 23 november 2021
Uitspraak van de eenentwintigste enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende] v.o.f. te [vestigingsplaats] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 2 juli 2019, nummer AWB 18/2137, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Centrale administratieve processen (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Belanghebbende heeft ter zake van een personenauto van het merk en type Mercedes Benz A160 aangifte belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: bpm) gedaan.
Het bezwaar tegen de voldoening op aangifte is door de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft (via beeldbellen) plaatsgevonden op 6 juli 2021. Namens belanghebbende is verschenen A.F.M.J. Verhoeven, bijgestaan door J.A. Cardol. Namens de Inspecteur is verschenen, [naam1] , bijgestaan door mr. [naam2] . Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Vaststaande feiten
Belanghebbende heeft in augustus 2016 een uit een andere lidstaat afkomstige gebruikte auto, merk Mercedes Benz A160, laten registreren in het Nederlands kentekenregister. Ter zake hiervan heeft zij op 1 augustus 2016 een bedrag van € 149 – berekend met behulp van een taxatie, waarbij het schadebedrag is vastgesteld op 72% van de geraamde herstelkosten – aan bpm aangegeven en op 4 augustus 2016 op aangifte voldaan. De datum eerste toelating is 1 november 2010.
Bij de aangifte en het taxatierapport is – naast de drie referentievoertuigen (allemaal zogenoemde marge-auto’s) aan de hand waarvan de afschrijving is berekend – een koerslijst AutotelexPRO gevoegd van 25 juli 2016 met een handelswaarde van € 7.731.
Belanghebbende heeft op 24 augustus 2016 bezwaar gemaakt tegen de voldoening op aangifte. In haar bezwaarschrift heeft belanghebbende onder andere opgenomen: “(…) Hierdoor wil ik u verzoeken om een nieuwe koerslijst op te vragen en toe te zenden rekening houdend met de dag van registratie van het voertuig en uitgaande van een marge voertuig. (…)”
De Inspecteur heeft het bezwaar bij uitspraak op bezwaar van 9 maart 2018 ongegrond verklaard. In de uitspraak neemt de Inspecteur onder andere de volgende passage op: “(…) U verzoekt aan mij om nieuwe koerslijsten op te vragen en toe te zenden rekening houdend met de dag van registratie van het voertuig en uitgaande van een marge voertuig. Volgens u rust de verplichting van de bewijslast op mij.
De BPM is een aangiftebelasting en wordt in beginsel geheven aan de hand van de ingediende aangifte. De Hoge Raad heeft in deze aangegeven dat het voor een belastingplichtige in de regel niet onmogelijk of uiterst moeilijk zal zijn om bij het doen van de aangifte bpm dan wel in bezwaar of in (hoger) beroep opgaaf te doen van de gegevens die nodig zijn voor het bepalen van de reële waardevermindering van het desbetreffende motorvoertuig in overeenstemming met artikel 110 VWEU. Concluderend, indien u verandering wenst aan te brengen in de ingediende aangifte rust op u de last om de nieuwe gegevens in te brengen.
Omdat u geen nadere gegevens heeft overgelegd kan ik niet beoordelen of, en zo ja in hoeverre, dit punt alsnog tot een vermindering kan leiden. Ik wijs uw bezwaar op dit punt af. (…)”
Het door belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar ingestelde beroep is door de Rechtbank bij uitspraak van 2 juli 2019 ongegrond verklaard. De Rechtbank heeft de Inspecteur veroordeeld tot betaling aan belanghebbende van een bedrag van € 1.000 als vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke behandeltermijn in bezwaar. De Rechtbank heeft het griffierecht van € 338 door de Inspecteur aan belanghebbende laten vergoeden. Voorts heeft de Rechtbank aan belanghebbende een proceskostenvergoeding toegekend van € 73,14 voor de door belanghebbende in het beroep gemaakte kosten.
Belanghebbende heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank.
3 Geschil
Tussen partijen zijn verschillende punten in geschil die in onderdeel 4 nader zullen worden vermeld.