Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 23-11-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:10900, 19/01049 t/m 19/01051 en 19/01054
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 23-11-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:10900, 19/01049 t/m 19/01051 en 19/01054
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 23 november 2021
- Datum publicatie
- 3 december 2021
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2021:10900
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2023:360
- Zaaknummer
- 19/01049 t/m 19/01051 en 19/01054
Inhoudsindicatie
BPM. Rente, immateriëleschadevergoeding, proceskosten, griffierecht.
Uitspraak
locatie Arnhem
nummers 19/01049, 19/01050, 19/01051 en 19/01054
uitspraakdatum: 23 november 2021
Uitspraak van de eenentwintigste enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende] v.o.f. te [vestigingsplaats] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 4 juli 2019, nummers AWB 18/1813, AWB 18/1815, AWB 18/1816 en AWB 18/1819, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Centrale administratieve processen (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Belanghebbende heeft aangiften belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: bpm) gedaan ter zake van de registratie van vier personenauto’s.
Het bezwaar tegen de voldoeningen op aangifte is door de Inspecteur bij uitspraken op bezwaar gegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep ingesteld bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep in de zaken 19/01049, 19/01050, 19/01051 en 19/01054 ongegrond verklaard. De Rechtbank heeft het verzoek om een vergoeding vanwege overschrijding van de redelijke behandeltermijn van het bezwaar en het beroep toegewezen in de zaken 19/01049, 19/01051 en 19/01054 en een vergoeding vastgesteld van € 3.500 te voldoen door de Inspecteur. Voorts heeft de Rechtbank de Inspecteur veroordeeld tot vergoeding van de door belanghebbende gemaakte proceskosten in de zaken 19/01049, 19/01051 en 19/01054 vastgesteld op een bedrag van € 219,44. Tot slot heeft de Rechtbank gelast dat de Inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht vergoed ten bedrage van € 1.014.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft (via beeldbellen) plaatsgevonden op 6 juli 2021. Namens belanghebbende is verschenen A.F.M.J. Verhoeven, bijgestaan door J.A. Cardol. Namens de Inspecteur is verschenen, [naam1] , bijgestaan door mr. [naam2] . De onderhavige zaken zijn met instemming van partijen gezamenlijk behandeld met de zaken met nummers 19/01046 en 19/01047. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Vaststaande feiten
19/01049
Belanghebbende heeft met dagtekening 22 juni 2016 een aangifte bpm ingediend. De volgens de aangifte verschuldigde bpm ten bedrage van € 222, is voldaan op 29 juni 2016. Bij uitspraak van 22 februari 2018 heeft de Inspecteur het door belanghebbende op 13 juli 2016 ingediende bezwaar tegen de voldoening op aangifte van bpm gegrond verklaard. Er is € 222 bpm teruggegeven, vermeerderd met € 11 belastingrente. Verder is aan belanghebbende een kostenvergoeding van € 249 toegekend, te weten € 124,50 (0,5 * € 249) voor het indienen van het bezwaar en € 124,50 (1,5 * € 249 / 3) voor de hoorzitting.
19/01050
Belanghebbende heeft met dagtekening 4 oktober 2017 een aangifte bpm ingediend. De volgens de aangifte verschuldigde bpm van € 2.288, is voldaan op 10 oktober 2017. Bij uitspraak van 22 februari 2018 heeft de Inspecteur het door belanghebbende op 1 november 2017 ingediende bezwaar tegen de voldoening op aangifte van bpm gegrond verklaard. Er is € 2.288 bpm teruggegeven, vermeerderd met € 8 belastingrente. Verder is aan belanghebbende een kostenvergoeding van € 498 toegekend, te weten € 249 voor het indienen van het bezwaar en € 249 voor de hoorzitting.
19/01051
Belanghebbende heeft met dagtekening 27 juni 2016 een aangifte bpm ingediend, De volgens de aangifte verschuldigde bpm van € 140, is voldaan op 28 juni 2016. Bij uitspraak van 22 februari 2018 heeft de Inspecteur het door belanghebbende op 7 juli 2016 ingediende bezwaar tegen de voldoening op aangifte van bpm gegrond verklaard. Er is € 140 bpm teruggegeven, vermeerderd met € 7 belastingrente. Verder is aan belanghebbende een kostenvergoeding van € 249 toegekend, te weten € 124,50 (0,5 * € 249) voor het indienen van het bezwaar en € 124,50 (1,5 * € 249 / 3) voor de hoorzitting.
19/01054
Belanghebbende heeft met dagtekening 11 maart 2016 een aangifte bpm ingediend. De volgens de aangifte verschuldigde bpm van € 227 is voldaan. Bij uitspraak van 22 februari 2018 heeft de Inspecteur het door belanghebbende op 5 april 2016 ingediende bezwaar tegen de voldoening op aangifte van bpm gegrond verklaard. Er is € 227 bpm teruggegeven, vermeerderd met € 38 belastingrente. Verder is aan belanghebbende voor het indienen van liet bezwaar een kostenvergoeding van € 249 toegekend.
De Rechtbank heeft bij uitspraak van 4 juli 2019 het beroep tegen de hiervoor genoemde uitspraken op bezwaar ongegrond verklaard. De Rechtbank heeft het verzoek om een vergoeding vanwege overschrijding van de redelijke behandeltermijn van het bezwaar toegewezen in de zaken 19/01049, 19/01051 en 19/01054 en een vergoeding vastgesteld van € 3.500 te voldoen door de Inspecteur. Voorts heeft de Rechtbank de Inspecteur veroordeeld tot vergoeding van de door belanghebbende gemaakte proceskosten in de zaken 19/01049, 19/01051 en 19/01054 vastgesteld op een bedrag van € 219,44. Tot slot heeft de Rechtbank gelast dat de Inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht vergoed ten bedrage van € 1.014 vermeerderd met wettelijke rente vanaf vier weken na de openbaarmaking van de uitspraak tot aan de dag van algehele voldoening.
Belanghebbende heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank.
3 Geschil
Tussen partijen zijn verschillende punten in geschil die in onderdeel 4 nader zullen worden vermeld.