Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 30-11-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:11107, 20/00535 t/m 20/00543
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 30-11-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:11107, 20/00535 t/m 20/00543
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 30 november 2021
- Datum publicatie
- 10 december 2021
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2021:11107
- Zaaknummer
- 20/00535 t/m 20/00543
Inhoudsindicatie
Wet Woz. Waardevaststelling appartementen.
Uitspraak
locatie Arnhem
nummers 20/00535 tot en met 20/00543
uitspraakdatum: 30 november 2021
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 19 februari 2020, nummers UTR 19/337, 19/339, 19/342 tot en met 19/348, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht (hierna: de heffingsambtenaar)
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft bij beschikkingen van 28 februari 2018 de waarde van de volgende onroerende zaken (hierna: de onroerende zaken) voor het kalenderjaar 2018, naar waardepeildatum 1 januari 2017, als volgt vastgesteld:
[adres1] 192A |
[woonplaats] |
€ 249.000 |
[adres1] 192B |
[woonplaats] |
€ 205.000 |
[adres1] 192C |
[woonplaats] |
€ 260.000 |
[adres1] 192D |
[woonplaats] |
€ 264.000 |
[adres1] 192E |
[woonplaats] |
€ 330.000 |
[adres1] 192G |
[woonplaats] |
€ 260.000 |
[adres1] 192H |
[woonplaats] |
€ 268.000 |
[adres1] 192J |
[woonplaats] |
€ 308.000 |
De heffingsambtenaar heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 11 december 2018 de vastgestelde waarden gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen. De rechtbank Midden-Nederland (hierna: de Rechtbank) heeft bij uitspraak van 19 februari 2020 het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft op 23 maart 2020 tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Daarvoor is een griffierecht betaald van € 131.
De heffingsambtenaar heeft op 8 maart 2021 een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft op 1 september 2021 een nader stuk ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 september 2021. De zaken met de nummers 20/00535 tot en met 20/00543 zijn ter zitting gezamenlijk behandeld. Namens belanghebbende is verschenen mr. D.A.N. Bartels MRE. Namens de heffingsambtenaar zijn verschenen mr. [naam1] en taxateur [naam2] .
2 Feiten
Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaken. De objecten zijn appartementen in het centrum van [woonplaats] .
3 Geschil
In geschil is of de heffingsambtenaar de waarden van de onroerende zaken op een te hoog bedrag heeft vastgesteld. Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend, de heffingsambtenaar ontkennend.
Ter zitting heeft belanghebbende uitdrukkelijk verklaard dat uitsluitend de WOZ-waarden van de onroerende zaken ter beoordeling voorliggen. In dat verband heeft belanghebbende gesteld dat de heffingsambtenaar onvoldoende rekening heeft gehouden met de waardedrukkende invloed van het ontbreken van afzonderlijke meters per appartement. Voor gas, water en stroom is namelijk sprake van gemeenschappelijke meters voor alle appartementen tezamen.
De heffingsambtenaar verdedigt de vastgestelde waarden. Ter staving daarvan wijst de heffingsambtenaar op een taxatiematrix van taxateur [naam3] van 7 juni 2019. De daarin vermelde vergelijkingsobjecten zijn eveneens gelegen in het centrum van [woonplaats] .
Belanghebbende heeft ter zitting uitdrukkelijk zijn beroep op betalingsonmacht ingetrokken. Verder heeft belanghebbende zijn betoog ingetrokken dat de (hoger)beroepsprocedure ook betrekking zou hebben op de objecten [adres1] 148 en 148BS en [adres2] 5. Ook heeft belanghebbende ter zitting uitdrukkelijk zijn verzoek om een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn, ingetrokken.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot vernietiging van de uitspraken van de heffingsambtenaar, en tot vermindering van de vastgestelde waarden met € 5.000 elk. De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.