Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 07-12-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:11212, 20/00753

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 07-12-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:11212, 20/00753

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
7 december 2021
Datum publicatie
17 december 2021
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2021:11212
Zaaknummer
20/00753

Inhoudsindicatie

IB/PVV. Bedrijfsopvolgingsfaciliteit. Doorschuiven aanmerkelijkbelangclaim. In besluit opgenomen goedkeuring met betrekking tot overdracht aanmerkelijkbelangaandelen gevolgd door onmiddellijke kwijtschelding koopschuld. Voldaan aan voorwaarde onmiddellijke kwijtschelding?

Uitspraak

locatie Leeuwarden

nummer 20/00753

uitspraakdatum: 7 december 2021

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 29 juni 2020, nummer LEE 19/1370, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Leeuwarden (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2016 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd. Bij beschikking is belastingrente berekend.

1.2.

De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de bezwaren ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

De gemachtigde van belanghebbende heeft bij brief van 20 augustus 2021 aan het Hof meegedeeld, daarin met name genoemde, getuigen te zullen oproepen.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 augustus 2021. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende en mr. G.J. Wuite, als de gemachtigde van belanghebbende, bijgestaan door [naam1] en [naam2] , alsmede [naam3] en mr. [naam4] namens de Inspecteur. Tevens is verschenen en als getuige gehoord mr. [naam5] . Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende was tot 22 november 2016 enig aandeelhouder van [naam6] B.V. Deze vennootschap houdt samen met [naam7] B.V., waarvan belanghebbendes zoon, [naam1] (hierna: de zoon), enig aandeelhouder is, alle aandelen in [naam8] B.V., die op haar beurt alle aandelen houdt in [naam9] B.V.

2.2.

Bij e-mailbericht van 14 november 2016 heeft de toenmalige gemachtigde van belanghebbende (mr. M.H.H. Rodenburg, toentertijd werkzaam bij het kantoor van de huidige gemachtigde, hierna: Rodenburg) aan de Inspecteur geschreven dat notaris [naam5] bedenkingen heeft bij het opnemen van een ontbindende voorwaarde bij de schenking van aandelen door belanghebbende aan zijn zoon. De notaris stelde voor dat niet de aandelen zelf worden geschonken, maar dat de aandelen worden verkocht en dat in de akte van levering gelijk de koopsom wordt kwijtgescholden uit vrijgevigheid. Rodenburg vraagt of de Inspecteur met haar van mening is dat ook in het voorstel van de notaris wordt voldaan aan de voorwaarden voor het doorschuiven van de aanmerkelijkbelangclaim.

2.3.

De Inspecteur heeft hierop bij e-mailbericht van 16 november 2016 gereageerd, waarin ze heeft geschreven dat ze hierover twijfels heeft en daarom intern wil overleggen. Tevens heeft ze gevraagd wat de reden is van de wens om de ontbindende voorwaarde op te nemen.

2.4.

Bij e-mailbericht van 17 november 2016 heeft Rodenburg aan notaris [naam5] onder meer het volgende geschreven:

“In vervolg op ons gesprek van afgelopen maandag met de familie [belanghebbende] hebben wij contact gezocht met de Belastingdienst om af te stemmen dat de door u voorgestelde wijziging in de constructie akkoord was (…).

Nu blijkt dat zij twijfels hebben bij het van toepassing zijn van de faciliteit van de doorschuiving van de aanmerkelijk belangclaim (4.17c) in geval van een ontbindende voorwaarde. Aangezien het er niet op lijkt dat wij hier deze week nog uitsluitsel over gaan krijgen, willen [gemachtigde] en ik het volgende voorstellen:

- De aandelen worden wel vast overgedragen en fusievoorstel wordt gedeponeerd, maar de akte van de schenking (kwijtschelding koopsom) wordt nog heel even uitgesteld. Wij zijn van mening dat indien deze wordt vormgegeven en opgesteld zodra wij een duidelijk antwoord hebben van de belastingdienst (stel: over een maand), nog steeds kan worden volgehouden dat de kwijtschelding in directe relatie staat tot de aandelenoverdracht en (dus) de BOR en de doorschuiving van de a.b. claim kunnen worden benut.

- Graag vernemen wij per omgaande van u als u hier anders over denkt of een andere oplossing ziet.”.

2.5.

Bij e-mailbericht van (uiteindelijk) 22 november 2016 heeft Rodenburg naar de Inspecteur toe de reden gegeven voor het opnemen van de ontbindende voorwaarde en gevraagd of het overleg al was afgerond.

2.6.

Bij notariële akte van 22 november 2016, welke is verleden door notaris mr. [naam5] (hierna: notaris [naam5] ), heeft belanghebbende 36 aandelen in [naam6] B.V. voor een koopsom van € 300.000 overgedragen aan [naam7] B.V. tegen schuldigerkenning van dit bedrag.

2.7.

Bij eveneens een door notaris [naam5] verleden notariële akte van 22 november 2016 heeft belanghebbende 144 aandelen in [naam6] B.V voor een koopsom van € 1.200.000 overgedragen aan de zoon tegen schuldigerkenning van dit bedrag. In de akte is onder meer het volgende opgenomen:

Afdeling 4.

Koopprijs en betaling

De koopprijs van de Aandelen bedraagt één miljoen tweehonderd duizend euro (€ 1.200.000,00).

Ter zake van de voldoening van de koopprijs geldt het volgende.

Met betrekking tot de verbintenis tot betaling van de koopprijs zijn Verkoper en Koper overeengekomen dat deze door afstand teniet zal gaan, onder de verplichting voor Koper het betreffende bedrag groot [€ 1.200.000] bij wijze van geldlening aan Verkoper schuldig te erkennen.

Ter uitvoering van die overeenkomsten:

  1. doet Verkoper bij deze afstand van zijn vordering tot betaling van de koopprijs ten belope van [€ 1.200.000], welke afstand Koper aanvaardt; en

  2. erkent Koper in onmiddellijke samenhang met het sub a bepaalde en als tegenprestatie daarvoor bij wijze van geldlening het betreffende bedrag groot [€ 1.200.000] aan Verkoper schuldig, welke schuldigerkenning Verkoper van Koper aanvaardt.

De voorwaarden en bepalingen van deze geldlening zullen door Verkoper en Koper schriftelijk nader separaat worden vastgelegd.

Verkoper verleent Koper bij deze kwijting voor de betaling van de koopprijs van de Aandelen.”.

2.8.

In een door notaris [naam5] verleden notariële akte van 22 november 2016 zijn de voorwaarden en bepalingen van de onder 2.7 vermelde geldlening ten bedrage van € 1.200.000 vastgelegd, waarbij belanghebbende als geldgever is genoemd en de zoon als geldlener. In de akte is onder meer het volgende bepaald:

GELDLENING; VOORWAARDEN EN BEPALINGEN

(…)

2. Looptijd

De geldlening is aangegaan voor een periode van tien (10) jaar en eindigt derhalve op twee en twintig november tweeduizend zes en twintig.

(…)

5. Rente

Over de hoofdsom dan wel het restant daarvan is geldlener aan geldgever een jaarlijkse rente verschuldigd ter grootte van vier procent (4%).”.

2.9.

Bij e-mailbericht van 24 november 2016 aan Rodenburg heeft de Inspecteur geschreven dat pas omstreeks eind januari 2017 een eindoordeel kan worden gegeven en ten behoeve van het interne overleg een aantal nadere vragen gesteld over de (inhoud en gevolgen van de) op te nemen ontbindende voorwaarden.

2.10.

Bij e-mailbericht van 27 januari 2017 heeft Rodenburg op de onder 2.9 genoemde e-mail gereageerd. Hierin is onder meer het volgende geschreven:

“Door extreme drukte van de kant van de notaris, waren wij niet eerder in staat de onderstaande vragen met hem af te stemmen en door hem in een concept akte van schenking te laten verwerken. (…)

In antwoord op uw vragen kunnen wij u het volgende vermelden:

1. Er is sprake van een recht tot herroepen van de schenking. (…)

2. Met cliënten is besproken hun wens om terugtreding door vader gestalte te geven zodanig dat de zoon het bedrijf kan voortzetten zonder gebonden te zijn aan (zware) financiële verplichtingen. (…) Daarom is gekozen voor verkoop aandelen, met schuldig blijven van de koopsom, gevolgd door kwijtschelding van de koopsom.

Wel willen de ouders dat bij verkoop binnen 10 jaar de schenking kan worden teruggedraaid door hen. Hiertoe is de mogelijkheid om de schenking te herroepen voorbehouden. Ook willen de ouders hun kinderen gelijk behandelen, zodat de schenking dient te worden ingebracht in de nalatenschap van de ouders. Zij wensen ook rekening te houden met het overlijden van zoon. Komt hij voor de beide ouders te overlijden, dan kan de schenking worden herroepen. (…)”.

2.11.

Bij brief van 30 juni 2017 heeft de Inspecteur aan Rodenburg – samengevat – het standpunt medegedeeld dat de doorschuifregeling van artikel 4.17c van de Wet IB 2001 op de onderhavige situatie niet van toepassing is, omdat niet wordt voldaan aan de goedkeuring als opgenomen in het besluit van de staatssecretaris van Financiën van 4 september 2012, nr. BLKB2012/101M, Stcrt 2012, 18480 (hierna: het Besluit). Hierbij is de Inspecteur ervan uitgegaan dat sprake is van een onmiddellijke, maar herroepelijke, kwijtschelding van de schuldig gebleven koopsom bij overdracht van de aandelen.

2.12.

Tot de stukken van het geding behoort een “Controle- en Vervolgformulier VpB AANGIFTE” met betrekking tot [naam7] B.V. voor het jaar 2016 opgesteld door medewerkers van het kantoor van de gemachtigde. In september 2017 is op dit formulier onder meer de volgende notitie aangebracht:

“De aandelen in [naam6] BV zijn als volgt verkregen: (…)

De rest is eerst in privé gekocht voor 1.200.000 en vervolgens op de aandelen gestort krachtens aandelenfusie (NB de schenking van 1.200.000 heeft nog niet plaatsgevonden en vindt bovendien straks in prive plaats, dus gaat buiten de BV om) (…)”

2.13.

Tot de stukken van het geding behoort een notariële akte van schenking van 28 december 2017, verleden door notaris mr. [naam1] , waarin belanghebbende als schenker is aangeduid en de zoon als de begiftigde. In deze akte is onder meer het volgende vermeld en bepaald:

“De comparanten verklaren:

INLEIDING

(…)

- dat in gemelde akte van levering van aandelen schenker en begiftigde zijn overeengekomen dat de koopprijs van de aandelen groot [€ 1.200.000] door afstand teniet zal gaan onder de verplichting voor de begiftigde de koopprijs ad [€ 1.200.000] bij wijze van geldlening aan de schenker schuldig te erkennen;

- dat de voorwaarden en bepalingen van deze geldlening zijn vastgelegd blijkens akte verleden op tweeëntwintig november tweeduizend zestien voor genoemde notaris [naam5] .

SCHENKINGSOVEREENKOMST

De schenker verklaart bij deze uit vrijgevigheid aan de begiftigde kwijt te schelden zijn vordering uit hoofde van voormelde geldlening ten bedrage van [€ 1.200.000], alsmede de daarover verschenen en nog niet voldane renten, zulks onder de voorwaarden en bepalingen als hierna opgenomen. De begiftigde verklaart bij deze de schenking te aanvaarden, onder vermelde voorwaarden en bepalingen.

VOORWAARDEN EN BEPALINGEN

(…)

3. Inbreng

Indien de begiftigde binnen tien (10) jaar na de datum als in het hoofd van deze akte vermeld de aandelen vervreemdt tegen een hogere waarde dan drie miljoen euro (€ 3.000.000,00) dient hij het geschonkene volledig in te brengen (de helft in elk van de nalatenschappen van zijn ouders). Met dien verstande dat indien de aandelen worden vervreemd tegen een lagere waarde dan drie miljoen euro (€ 3.000.000,00), de inbreng van het geschonkene naar rato plaatsvindt.”.

2.14.

Er is aangifte schenkbelasting 2017 gedaan voor de schenking op 28 december 2017.

2.15.

Belanghebbende heeft op 21 februari 2018 aangifte IB/PVV voor het jaar 2016 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 47.888, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 296.400 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 14.149.

2.16.

In mei 2018 is de Inspecteur erachter gekomen dat de aandelen van [naam6] B.V. reeds op 22 november 2016 door belanghebbende zijn verkocht aan de zoon en aan [naam7] B.V. Daarop heeft de Inspecteur van de gemachtigde van belanghebbende diverse stukken ontvangen. De Inspecteur heeft bij e-mailbericht aan de gemachtigde van belanghebbende van 19 juli 2018 het standpunt ingenomen dat de faciliteit van artikel 4.17c van de Wet IB 2001 niet van toepassing is, onder meer omdat niet is voldaan aan de voor de goedkeuring in het Besluit opgenomen eis dat de kwijtschelding van de schuld onmiddellijk na de overdracht van de aandelen plaatsvindt. De gemachtigde heeft hierop bij e-mailbericht van 30 juli 2018 aan de Inspecteur onder meer als volgt gereageerd:

“Ik heb met verbazing kennis genomen van uw standpunt. N.B is in dit kader is door mijn collega mevr Rodenburg steeds sprake van overleg geweest , waarbij het u duidelijk was dat de schenking direct na overdracht zou dienen plaats te vinden. Dit was u nota bene bekend. De schenking is door u voorgelegd aan de kennisgroep , waarbij uiteindelijk na een hele lange tijd een aantal voorwaarden werden aangegeven door de kennisgroep.

Uiteindelijk is na overleg met alle betrokkenen z.s.m., rekening houdend met de genoemde punten , de schenkingsakte verleden bij de notaris, waarbij de akte in ieder geval opgesteld is in kalenderjaar 2017.”.

2.17.

De Inspecteur heeft met dagtekening 24 augustus 2018 aan belanghebbende een aanslag in de IB/PVV voor het jaar 2016 opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 47.888, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 1.496.400 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 14.149. Daarbij heeft de Inspecteur een correctie op het aangegeven belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang toegepast van € 1.200.000 in verband met het weigeren van de faciliteit van artikel 4.17c van de Wet IB 2001.

2.18.

Tot de stukken van het geding behoort een verklaring van notaris [naam5] , getekend op 16 april 2019, waarin het volgende is vermeld:

“Hierbij verklaar ik, mr. [naam5] , notaris te [plaats1] , dat op 22 november 2016 de schuldigerkenning van de koop ad € 1,2 miljoen, verband houdende met de levering/verkoop van 144 gewone aandelen in het kapitaal van [naam6] B.V. door [belanghebbende] aan [de zoon], direct en onvoorwaardelijk gevolgd is door een volledige kwijtschelding van de volledige koopschuld van € 1,2 miljoen, derhalve inhoudende een directe en onvoorwaardelijke schenking van [belanghebbende] aan [de zoon] van € 1,2 miljoen.”.

3 Geschil

In geschil is of in het onderhavige geval de bedrijfsopvolgingsfaciliteit ex artikel 4.17c van de Wet IB 2001 kan worden toegepast. Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend, de Inspecteur ontkennend. Belanghebbende heeft zijn (subsidiaire) stelling, inhoudende dat de Inspecteur in strijd heeft gehandeld met de beginselen van behoorlijk bestuur, ter zitting laten varen.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing