Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 07-12-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:11214, 20/00904
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 07-12-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:11214, 20/00904
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 7 december 2021
- Datum publicatie
- 17 december 2021
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2021:11214
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2022:1663
- Zaaknummer
- 20/00904
Inhoudsindicatie
IB/PVV. Aftrek scholingsuitgaven.
Uitspraak
locatie Arnhem
nummer 20/00904
uitspraakdatum: 7 december 2021
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 28 augustus 2020, nummer AWB 19/5183, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Arnhem (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2016 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 3.925. Daarbij is een bedrag van € 77 aan belastingrente in rekening gebracht.
De Inspecteur heeft bij uitspraak van 24 juli 2019 het bezwaar afgewezen.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft bij uitspraak van 7 oktober 2020 het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft op 7 oktober 2020 tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Daarbij is € 131 aan griffierecht betaald.
De Inspecteur heeft op 6 april 2021 een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 november 2021. Belanghebbende is verschenen. Namens de Inspecteur zijn verschenen mr. [naam1] en mr. [naam2] . Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota ingebracht. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Vaststaande feiten
Belanghebbende, geboren [in] 1956, is docent natuurkunde aan een MBOopleiding. Van 2007 tot juni 2014 heeft hij een masteropleiding Leraar Natuurkunde aan de [school] gevolgd met het oog op het verwerven van meer inkomen. In 2014 heeft belanghebbende de opleiding gestaakt.
Op grond van de Regeling lerarenbeurs voor scholing en zij-instroom 2009-20111 (hierna: de Subsidieregeling) heeft belanghebbende in verband met de door hem gevolgde opleiding een bedrag van € 6.242,60 aan subsidie ontvangen. Bij besluit van 21 november 2016 is belanghebbendes recht op subsidie vastgesteld op € 3.634,80 en is een bedrag van € 2.607,80 voor de laatste twee studiejaren van belanghebbende teruggevorderd. Belanghebbende heeft met betrekking tot dit besluit vergeefs bezwaar gemaakt en (hoger) beroep ingesteld.2
Aan belanghebbende is voor het jaar 2016 een aanslag IB/PVV opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 3.925. Daarbij is een bedrag van € 77 aan belastingrente in rekening gebracht. Hiertegen heeft belanghebbende bezwaar gemaakt. Belanghebbende heeft zich daarbij voor het eerst op het standpunt gesteld dat met betrekking tot de door hem gevolgde opleiding een bedrag van € 80.043 aan scholingsuitgaven als persoonsgebonden aftrek in aanmerking moet worden genomen (hierna: belanghebbendes kosten). Dit bedrag is als volgt onderbouwd:
Reiskosten |
€ 7.701 |
|
Studieverlofuren |
73.302 |
|
Studie-uren |
11.508 |
|
Reeds verleende aftrek in andere jaren (zie 2.4.) |
-/- 3.160 |
|
Verleende subsidie |
-/- 9.308 |
|
Totaal |
€ 80.043 |
Belanghebbende heeft herziene aangiften IB/PVV voor de jaren 2013 en 2014 ingediend. Naar aanleiding daarvan heeft de Inspecteur voor die jaren ambtshalve en zonder nader onderzoek een aftrek van scholingsuitgaven toegestaan van € 1.743 respectievelijk € 1.417.
3 Geschil
In geschil is of belanghebbendes kosten aftrekbaar zijn als scholingsuitgaven in de zin van artikel 6.27 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: de Wet IB). Belanghebbende beantwoordt die vraag bevestigend, de Inspecteur ontkennend.
Belanghebbende betoogt in dat verband onder meer dat niet-aftrekbaarheid van deze bedragen in strijd is met de Subsidieregeling, het vertrouwensbeginsel, het Unierecht en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM).
Belanghebbende verzoekt voorts om schadevergoeding.