Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 14-12-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:11529, 20/01132

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 14-12-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:11529, 20/01132

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
14 december 2021
Datum publicatie
24 december 2021
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2021:11529
Formele relaties
Zaaknummer
20/01132

Inhoudsindicatie

Wet Woz. Waardevaststelling woning.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 20/01132

uitspraakdatum: 14 december 2021

Uitspraak van de achtste enkelvoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 20 november 2020, nummer AWB 20/197 in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de gemeente Hellendoorn (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [adres1] 8 te [plaats] (hierna: de onroerende zaak) per waardepeildatum 1 januari 2018, voor het jaar 2019 vastgesteld op € 284.000. Tegelijk met deze beschikking is de aanslag onroerendezaak-belasting 2019 (hierna: OZB) voor zover het betreft het eigenaarsgedeelte vastgesteld op € 407,25.

1.2.

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de eerder vastgestelde waarde verminderd tot € 251.000 en de opgelegde aanslag OZB dienovereenkomstig verminderd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Overijssel (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

Belanghebbende heeft nadere stukken ingediend.

1.7.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 december 2021. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede [naam1] namens de heffingsambtenaar. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

De onroerende zaak betreft een vrijstaande, gedateerde woning uit 1977, met een inhoud van ongeveer 450 m³, een garage van ongeveer 62 m³ en een perceeloppervlakte van 586 m². De onroerende zaak is nabij een veevoederbedrijf gelegen.

2.2.

Wijlen [de erflaatster] (hierna: erflaatster) was tot haar overlijden [in] 2019 eigenaar van de onroerende zaak. Enkele erfgenamen hebben de nalatenschap verworpen. De overige erfgenamen, onder wie belanghebbende, hebben de nalatenschap beneficiair aanvaard. Belanghebbende is voorts een van de personen aan wie, gezamenlijk en voor gelijke delen, de onroerende zaak bij testament van erflaatster is gelegateerd.

2.3.

De WOZ-beschikking is gedagtekend 28 februari 2019 en op naam gesteld van “de erven van [de erflaatster] ”. Belanghebbende heeft op eigen naam bezwaar gemaakt tegen de WOZ-beschikking en (hoger) beroep ingesteld tegen de uitspraken van de heffingsambtenaar en de Rechtbank.

2.4.

Op 6 november 2020 is de verdeling van de nalatenschap betreffende de gelegateerde onroerende zaak ingeschreven in het openbare register van het Kadaster en is belanghebbende voor 1/6e deel als eigenaar geregistreerd.

2.5.

In 2021 is de onroerende zaak verkocht voor € 360.000.

3 Geschil

3.1.

In geschil is de vastgestelde WOZ-waarde van de onroerende zaak per waardepeildatum 1 januari 2018.

3.2.

Belanghebbende is van mening dat de door [naam2] , beëdigd taxateur van [naam3] , vastgestelde waarde van € 209.000 de enige juiste waarde is per waardepeildatum. Die waarde is bepaald door middel van vergelijking met de objecten [adres2] 33, [adres3] 2 en [adres4] 36 en 40, alle gelegen te [plaats] . Belanghebbende geeft verder aan dat in de uitspraak van de Rechtbank onder de feiten ten onrechte is vermeld dat hij eigenaar van de onroerende zaak is en dat onder de geschilomschrijving ten onrechte 1 januari 2019 als waardepeildatum is genoemd. De tenaamstelling van de WOZ-beschikking is niet in geschil zo heeft belanghebbende ter zitting van het Hof verklaard.

3.3.

De heffingsambtenaar is van mening dat de Rechtbank het beroep terecht ongegrond heeft verklaard en dat met de ingediende stukken en de ter zitting van de Rechtbank gegeven toelichting voldoende aannemelijk is gemaakt dat de vastgestelde waarde van (na bezwaar) € 251.000 niet te hoog is.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing