Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 09-02-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:1164, 19/01155
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 09-02-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:1164, 19/01155
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 9 februari 2021
- Datum publicatie
- 12 februari 2021
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2021:1164
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2022:1439
- Zaaknummer
- 19/01155
Inhoudsindicatie
Informatiebeschikking terecht genomen omdat niet voldaan is aan de administratie- en bewaarplicht.
Uitspraak
locatie Leeuwarden
nummer 19/01155
uitspraakdatum: 9 februari 2021
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 23 juli 2019, met zaaknummer 17/264, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Leeuwarden (hierna: de Inspecteur).
1 Ontstaan en loop van het geding
De Inspecteur heeft met dagtekening 3 april 2015 een informatiebeschikking genomen met betrekking tot de omzetbelasting over de periode 1 januari 2008 tot en met 31 januari 2012.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar de bestreden beschikking gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 23 juli 2019 ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft op digitale wijze plaatsgevonden op 29 september 2020 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord [I] als de directeur van belanghebbende, [A] en mr. [B] als de gemachtigde van belanghebbende, bijgestaan door mr. [C] , alsmede [D] namens de Inspecteur, bijgestaan door mr. [E] , [F] en [G] . De onderhavige zaken zijn met toestemming van partijen ter zitting van het Hof gelijktijdig en gezamenlijk behandeld met de zaak van belanghebbende met zaaknummer 19/01161 en de zaken van [H] B.V. met zaaknummers 19/01156, 19/01159 en 19/01160.
De gemachtigde van belanghebbende heeft voor de zitting een pleitnota toegezonden aan het Hof en de wederpartij.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
De gemachtigde van belanghebbende heeft op 29 september 2020 na afloop van de zitting op verzoek van het Hof alsnog een conclusie van repliek ingezonden, die niet in het procesdossier bleek te zitten. De Inspecteur heeft daarop gereageerd bij conclusie van dupliek van 8 oktober 2020. Het Hof heeft beide conclusies tot de gedingstukken gerekend. Ter zitting van het Hof hebben partijen eenparig laten weten geen prijs te stellen op een nadere mondelinge behandeling en daarom ook nadien niet verzocht.
De gemachtigde van belanghebbende heeft voorts eveneens op 29 september 2020 na afloop van de zitting ongevraagd twee foto’s aan het Hof gezonden van aantekeningen die beweerdelijk afkomstig zijn van de controle-ambtenaar tijdens het boekenonderzoek bij belanghebbende. Deze gefotografeerde stukken zijn door de gemachtigde van belanghebbende reeds tijdens de zitting genoemd. De Inspecteur heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat de stukken tardief zijn en daarom niet meer kunnen worden ingebracht. De gemachtigde van belanghebbende heeft daartegenover gesteld dat bedoelde stukken niet tardief kunnen zijn, nu zij afkomstig zijn uit het controledossier van de Inspecteur. Het Hof heeft feitelijk vastgesteld dat niet valt uit te sluiten dat deze stukken afkomstig zijn uit bedoeld controledossier en heeft het vooronderzoek om die reden heropend.
Het Hof heeft de hiervoor bedoelde twee foto’s doorgestuurd aan de Inspecteur. Deze heeft daarop gereageerd bij schrijven van 8 oktober 2020.
Het Hof heeft daarna het onderzoek gesloten.
2 De vaststaande feiten
Enig aandeelhouder van belanghebbende is mevrouw [A] . Zij is buiten gemeenschap van goederen gehuwd met [I] .
[I] is bestuurder van belanghebbende. Daarnaast is hij enig aandeelhouder en bestuurder van de besloten vennootschap [H] B.V. (hierna: [H] ). [H] exploiteert een uitzendbureau.
Volgens de registratie in het handelsregister van de Kamer van Koophandel bestaan de bedrijfsactiviteiten van belanghebbende uit het exploiteren van een taxibedrijf, de handel in en reparatie van auto’s en het verrichten van installatiewerkzaamheden. Belanghebbende heeft in de jaren 2008 tot en met 2012 personeel ingeleend van [H] . Met ingang van 1 oktober 2012 verricht belanghebbende nagenoeg geen bedrijfsactiviteiten meer.
Op 27 maart 2013 is de Inspecteur een boekenonderzoek gestart bij belanghebbende.
De Inspecteur heeft met dagtekening 28 mei 2013 een informatiebeschikking genomen. Daarin staat onder meer het volgende:
“In het kader van het voorgenomen boekenonderzoek bij [X] BV BV, betreffende de aangiften:
- vennootschapsbelasting over de jaren 2008 tot en met 2011;
- loonheffing(en), loonbelasting over de periode 1 januari 2008 tot en met 31 december 2012;
- omzetbelasting over de periode 1 januari 2008 tot en met 31 december 2012;
is u verzocht om informatie te verstrekken, welke van belang kan zijn voor de belasting heffing van de BV. (…)
Op de volgende onderdelen heb ik van u nog altijd géén en/of onvoldoende informatie ontvangen: (…)
Ik stel thans dan ook vast dat u niet of niet geheel aan uw informatieverplichting uit hoofde van de AWR heeft voldaan. Ik geef u hiervoor dan ook een informatiebeschikking.”.
Bij geschrift van 3 maart 2015 heeft de Inspecteur onder meer het volgende aan belanghebbende geschreven:
“Op 28 mei 2013 heb ik tegen u een informatiebeschikking genomen. Ik ben van oordeel dat ik de informatiebeschikking terecht heb genomen, maar omdat u op last van de rechtbank hebt voldaan aan uw verplichtingen mee te werken aan het boekenonderzoek, bestaat op dit moment geen reden de informatiebeschikking in stand te laten. Ik vernietig de informatiebeschikking met dagtekening 28 mei 2013.”.
De Inspecteur heeft van het hiervoor – onder 2.4 – bedoelde onderzoek een conceptrapport opgemaakt, gedateerd 20 maart 2015. Dit conceptrapport is belanghebbende toegezonden bij begeleidende brief van 4 april 2015. In dit rapport, en ook in het later opgestelde definitieve rapport, staat onder meer het volgende:
“2.3 Bedrijfsactiviteiten
De bedrijfsactiviteiten bestaan uit het exploiteren van een taxibedrijf, de handel in- en reparatie van auto’s en het installeren van verlichting, telecom en alarm in gebouwen. Voor de chauffeursdiensten en installatiewerkzaamheden wordt personeel ingehuurd van de gelieerde besloten vennootschap [H] BV. Dit is een uitzendbureau gevestigd te [J] . Bij de onderneming waren ten tijde van het onderzoek 5 vaste medewerkwerkers in dienst.
(…)
Bevindingen administratie
- De kostenfacturen zijn niet geordend. Deze zijn niet per datum en jaar gerangschikt en bevinden zich in ordners waarin eveneens kostenfacturen van de gelieerde besloten vennootschap [H] BV zich bevinden;
- Uit inventarisaties van omzetoverzichten en facturen over de jaren 2008 tot en met 2012 van de gelieerde besloten vennootschap [H] BV blijkt dat substantiële aantallen en bedragen van ingehuurd personeel niet zijn ingeboekt in de administraties. (Zie hierna bij kosten uitzendpersoneel);
- Van de in gebruik zijnde auto’s en/of taxi’s zijn over de jaren 2008 tot en met 2012 geen rittenadministraties bijgehouden;
- Van de installatie werkzaamheden zijn geen omzetfacturen aanwezig of is anderszins een administratie van een inkomende geldstroom bijgehouden;
- Over de jaren 2008 en 2009 zijn de kasmutaties niet ingeboekt in de administraties:
(…)
Omzetverantwoording taxi en installatiewerk
Uit onderzoek is mij gebleken dat de omzet niet juist en volledig is verantwoord in de administratie van belastingplichtige. (…) Met name is de omzet behaald met de inzet van bouw- en installatiepersoneel alsmede de omzet behaald met de verkoop van bouwmaterialen in het geheel niet in de administratie verantwoord. Ik baseer mij onder andere op de volgende feiten:
- Uit een onderzoek bij de gelieerde besloten vennootschap blijkt dat belastingplichtige in de periode 2008 tot en met 2010 bouw en kluspersoneel heeft ingehuurd met in rekening gebrachte uren (totaal meer dan 16000 uur);
- Uit de grootboekrekeningen 4500 Algemene kosten en 4510 onderhoudskosten blijken inkoopkosten van bouwmaterialen;
- Uit de facturen van de inkoopkosten bouwmaterialen blijkt dat het gaat om diverse afhaal adressen in het gehele land (Groningen, Amsterdam, Leeuwarden, Winsum)
Onderstaand overzicht betreft een inventarisatie van verkoopfacturen uitzendkrachten van de gelieerde BV [H] . Uit de boekingen blijken substantiële verschillen.
Facturen [H] BV |
2008 |
Uren |
2009 |
uren |
2010 |
uren |
2011 |
uren |
2012* |
uren |
Omzet [X] BV ch. |
€ 161.772 |
6317 |
€ 45.468 |
1923 |
€ 34.532 |
1359 |
€ - |
0 |
€ - |
|
Omzet [X] BV afd Bw |
€ 182.351 |
8609 |
€ 135.873 |
6269 |
€ 36.416 |
1411 |
||||
Totaal |
€ 344.123 |
€ 181.341 |
€ 70.948 |
€ - |
€ - |
|||||
Geboekt |
€ 130.739 |
0 |
0 |
0 |
€ 80.019 |
|||||
Verschil |
€ 213.384 |
€ 181.341 |
€ 70.948 |
€ - |
€ - 80.019 |
(…)
Voor wat betreft de geboekte kosten van bouw en installatiematerialen is d.d. 19 december 2014 onderstaand overzicht aan belastingplichtige verstrekt met vragen hierover:
2008 |
2009 |
2010 |
2011 |
2012 |
|
4500 |
€ 11.663 |
€ 3.265 |
€ 5.247 |
€ 7.153 |
€ 1.842 |
4510 |
€ 44.374 |
€ 8.640 |
€ 11.364 |
€ 6.168 |
€ 9.664 |
Totaal |
€ 56.037 |
€ 11.905 |
€ 16.611 |
€ 13.321 |
€ 11.506 |
Bovenstaande bedragen zijn als kosten ten laste van het resultaat gebracht en van de betreffende kosten is voorbelasting geclaimd voor de omzetbelasting. Uit de omschrijvingen bij de boekingen en een aantal door mij gekopieerde facturen vanuit uw administratie blijkt dat het gaat om aanschaffingen/inkopen van diverse bouwmaterialen zoals bouten, moeren, plaatmateriaal, buizen et cetera. Een aantal facturen is met de naam van de BV geadresseerd aan het privéadres van uw dochter in [K] . In het inleidend gesprek d.d. 18 augustus 2014 heeft u verklaard dat er naast het taxivervoer ook activiteiten op het gebied van installatiewerk worden verricht. Echter uit uw omzetrekeningen (serie 8***) en omzetfacturen blijkt in het geheel geen omzet installatiewerk. Anderzijds hebt u op 18 augustus 2014 verklaard dat de BV niet over onroerend goed beschikt waarvoor dergelijke kosten zouden moeten worden gemaakt.
(…)
D.d. 18 maart 2015 is hierover met mw. [A] gesproken. Zij is van mening dat er geen sprake is van omzetten installatiewerk en/of bouw. Het gaat voor wat betreft de facturen van uitzendpersoneel alleen om het doorberekenen van vaste bedragen door [H] BV aan de besloten vennootschap van alleen taxipersoneel. Zij geeft hierbij aan dat de niet geboekte kosten uitzendpersoneel te maken heeft met ziektegeld, vakantiedagen van chauffeurs werkzaam voor de besloten vennootschap. Op het herhaaldelijk stellen van de vraag wat is de afdeling “Bouw” van de besloten vennootschap aan mw. [A] is geen antwoord verkregen.
In dit verband heb ik haar er op gewezen dat de geïnventariseerde omzetfacturen bij de gelieerde besloten vennootschap [H] BV afdeling bouw tot en met medio 2010 van de gelieerde besloten vennootschap uren van bouw- en kluspersoneel vermelden met daarbij vergoedingen voor koffie en gereedschappen van het desbetreffende klus en bouwpersoneel. Tevens heb ik verzocht aan te geven waarom verspreid door het gehele land bouwmaterialen worden ingekocht en waarom inkoopfacturen (per kas betaald) met adressering met het privéadres van de dochter ingeboekt zijn.
Het antwoord van mw. [A] is dat de kostenboekingen automatisch in de boekhouding worden verwerkt naar aanleiding van een bankmutatie.
Voor wat betreft het pand [a-straat] 46a te [Z] heeft mw. [A] verklaard dat dit gehuurd wordt van [X] BV een besloten vennootschap waarvan de aandelen middels vererving in bezit zijn bij haar en de digra. Zie ook bij 3.3.2. hierna.
Verder geeft mw. [A] aan dat indien de betreffende kosten uitzendpersoneel tot correcties zullen leiden en tot navorderingsaanslagen zij voornemens is om voor deze facturen alsnog creditfacturen op te laten maken door de gelieerde besloten vennootschap [H] BV.”.
De Inspecteur heeft met dagtekening 3 april 2015 een informatiebeschikking genomen. Daarin staat onder meer het volgende:
“In het kader van het boekenonderzoek bij u betreffende de aangiften:
- omzetbelasting over de periode 1 januari 2008 tot en met 31 januari 2012;
is gebleken dat u zich op onderdelen niet gehouden hebt aan de administratieplicht.
(…)
Administratieplicht
Uw administratie voldoet (op onderdelen) niet aan het eerste lid van artikel 52 van de AWR. (…)
En wel op de volgende onderdelen en/of om de volgende reden(en):
- het op een toegankelijke wijze ordenen van kostenfacturen;
- het bijhouden van kilometeradministraties van taxi’s en auto’s;
- het volledig inboeken van alle omzet;
- het volledig inboeken van kostenfacturen;
- het juist en volledig inboeken van de administratie met betrekking tot diverse mutaties
waaronder kasboekingen
In dit verband verwijs ik naar het desbetreffende onderdeel in bijgevoegd concept controlerapport.
Bewaarplicht
U heeft (onderdelen van) uw administratie niet gedurende de wettelijke termijn bewaard. U voldoet daardoor (op onderdelen) niet aan het vierde lid van artikel 52 van de AWR. Dit lid bepaalt dat u als administratieplichtige gehouden bent uw administratie gedurende zeven jaar te bewaren. De volgende onderdelen van uw administratie zijn niet bewaard gebleven, dan wel ontbreken:
- het niet bewaren van een administratie ten behoeve van de bouw- en installatiewerkzaamheden.
In dit verband verwijs ik naar het desbetreffende onderdeel in bijgevoegd concept controlerapport.
Ik stel thans dan ook vast dat u niet of niet geheel aan uw administratieve verplichtingen uit hoofde van artikel 52 van de AWR heeft voldaan. Ik geef u hiervoor dan ook een informatiebeschikking.”.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is of de Inspecteur de informatiebeschikking van 3 april 2015 terecht heeft genomen, omdat belanghebbende niet heeft voldaan aan de administratie- en bewaarplicht als bedoeld in artikel 52 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR).
Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging van de bestreden informatiebeschikking.
De Inspecteur beantwoordt de hiervoor – onder 3.1 – vermelde vraag bevestigend en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.