Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 09-02-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:1236, - 18/01101, 18/01102, 18/01103 en 18/01104
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 09-02-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:1236, - 18/01101, 18/01102, 18/01103 en 18/01104
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 9 februari 2021
- Datum publicatie
- 19 februari 2021
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2021:1236
- Zaaknummer
- - 18/01101, 18/01102, 18/01103 en 18/01104
Inhoudsindicatie
VPB. Aangifteverplichting. Omkering en verzwaring van de bewijslast. Redelijke schatting? Verzuimboetes. Proceskosten. Door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand?
Uitspraak
Locatie Arnhem
nummers 18/01101, 18/01102, 18/01103 en 18/01104
uitspraakdatum: 9 februari 2021
Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
Administratie- en Adviesbureau [A] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraken van de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) van 9 oktober 2018, nummers AWB 17/5636, AWB 17/5637, AWB 17/5639 en AWB 17/5640 in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Doetinchem (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende zijn voor de jaren 2011, 2012, 2013 en 2014, ambtshalve vastgestelde, aanslagen vennootschapsbelasting (hierna: Vpb) opgelegd. Daarbij zijn tevens bij beschikkingen voor al deze jaren verzuimboeten aan belanghebbende opgelegd en is haar voor ieder van die jaren belastingrente in rekening gebracht.
De door belanghebbende tegen de aanslagen en beschikkingen gemaakte bezwaren zijn door de Inspecteur bij uitspraken op bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. De door belanghebbende tegen die uitspraken ingestelde beroepen zijn door de Rechtbank gegrond verklaard. De Rechtbank heeft de uitspraken op bezwaar vernietigd en de zaken teruggewezen naar de Inspecteur.
De Inspecteur heeft vervolgens bij afzonderlijke uitspraken op bezwaar de bezwaren van belanghebbende ongegrond verklaard, en:
- de belastbare winst voor elk van de jaren verminderd, het belastbaar bedrag voor elk van die jaren vastgesteld op nihil en de aanslagen dienovereenkomstig verminderd;
- het bedrag van de boetbeschikkingen voor elk van de jaren verminderd, en
- het bedrag van de rentebeschikkingen voor elk van de betreffende jaren verminderd tot nihil.
De tegen deze uitspraken op bezwaar ingestelde beroepen zijn door de Rechtbank gegrond verklaard. De Rechtbank heeft vervolgens de uitspraken op bezwaar vernietigd onder instandhouding van de rechtsgevolgen daarvan.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraken van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 11 november 2020. Daarbij zijn verschenen en gehoord: [A] namens belanghebbende, alsmede mr. [B] namens de Inspecteur.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende is opgericht op 12 september 1975. Blijkens de inschrijving van belanghebbende bij de Kamer van Koophandel bestaan de activiteiten van belanghebbende onder meer uit advisering op het gebied van management en bedrijfsvoering. Bestuurder van belanghebbende is [A] (hierna: [A] ). [A] is tevens werkzaam bij [C] B.V. (hierna: [C] ). Belanghebbende heeft [C] gemachtigd om haar in de onderhavige procedure(s) rechtens te vertegenwoordigen welke opdracht namens [C] wordt uitgevoerd door [A] .
Belanghebbende is uitgenodigd tot het doen van aangifte Vpb voor het jaar 2011. Op haar verzoek is aan belanghebbende tot uiterlijk 1 mei 2013 uitstel van indiening verleend. Op 22 mei 2013 heeft de Inspecteur belanghebbende een herinneringsbrief gestuurd en op 27 juni 2013 een aanmaningsbrief. Belanghebbende heeft geen aangifte Vpb 2011 ingediend.
De Inspecteur heeft vervolgens met dagtekening 28 september 2013 de onderhavige aanslag Vpb 2011 ambtshalve vastgesteld. Daarbij is hij uitgegaan van een geschatte belastbare winst van € 25.000. Belanghebbende is voorts € 235 aan belastingrente in rekening gebracht en er is haar een verzuimboete van € 2.460 opgelegd wegens het niet doen van de aangifte.
Belanghebbende is uitgenodigd tot het doen van aangifte Vpb voor het jaar 2012. Op haar verzoek is aan belanghebbende tot uiterlijk 1 juni 2013 uitstel van indiening verleend. Op 24 juni 2013 heeft de Inspecteur belanghebbende een herinneringsbrief gestuurd en op 23 juli 2013 een aanmaningsbrief. Belanghebbende heeft geen aangifte 2012 ingediend.
De Inspecteur heeft vervolgens met dagtekening 12 oktober 2013 de aanslag Vpb 2012 ambtshalve vastgesteld. Daarbij is hij uitgegaan van een geschatte belastbare winst van € 5.000. Belanghebbende is voorts € 11 aan belastingrente in rekening gebracht en er is haar een verzuimboete van € 2.460 opgelegd wegens het niet doen van de aangifte.
Belanghebbende is uitgenodigd tot het doen van aangifte Vpb voor het jaar 2013. Op haar verzoek is aan belanghebbende tot uiterlijk 1 november 2014 uitstel van indiening verleend. Op 24 november 2014 heeft de Inspecteur belanghebbende een herinneringsbrief gestuurd en op 30 januari 2015 een aanmaningsbrief. Belanghebbende heeft geen aangifte 2013 ingediend.
De Inspecteur heeft vervolgens met dagtekening 4 april 2015 de aanslag Vpb 2013 ambtshalve vastgesteld. Daarbij is hij uitgegaan van een geschatte belastbare winst van € 5.000. Belanghebbende is geen belastingrente in rekening gebracht en er is haar een verzuimboete van € 2.639 opgelegd wegens het niet doen van de aangifte.
Belanghebbende is uitgenodigd tot het doen van aangifte Vpb voor het jaar 2014. Op haar verzoek is aan belanghebbende tot uiterlijk 1 november 2015 uitstel van indiening verleend. Op 20 november 2015 heeft de Inspecteur belanghebbende een herinneringsbrief gestuurd en op 6 januari 2016 een aanmaningsbrief. Belanghebbende heeft geen aangifte 2014 ingediend.
De Inspecteur heeft vervolgens met dagtekening 30 april 2016 de aanslag Vpb 2014 ambtshalve vastgesteld. Daarbij is hij uitgegaan van een geschatte belastbare winst van € 5.000. Belanghebbende is € 76 aan belastingrente in rekening gebracht en er is haar een verzuimboete van € 2.639 opgelegd wegens het niet doen van de aangifte.
Belanghebbende heeft tegen de aanslagen en beschikkingen bezwaar gemaakt. In haar bezwaarschriften heeft belanghebbende – onder meer – vermeld dat het haar verbaasde dat zij in de aanslagregeling werd betrokken omdat de Inspecteur uit eerdere contacten ermee bekend was dat belanghebbende sinds 2004 geen noemenswaardige activiteiten meer ontplooide, en dat op grond van deze geringe en minimale activiteiten in de onderhavige jaren alsmede de bij belanghebbende aanwezige compensabele verliezen er voor deze jaren geen belastbare winst wordt verwacht, hetgeen uit de door belanghebbende nog in te dienen aangiften Vpb zou gaan blijken.
De door belanghebbende tegen de aanslagen en beschikkingen gemaakte bezwaren zijn door de Inspecteur bij uitspraken op bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. De tegen die uitspraken door belanghebbende ingestelde beroepen zijn door de Rechtbank gegrond verklaard. De Rechtbank heeft de uitspraken op bezwaar vernietigd en de zaken teruggewezen naar de Inspecteur.
Bij uitspraken op bezwaar van 8 september 2017 heeft de Inspecteur de bezwaren ongegrond verklaard. De Inspecteur heeft zich wel bereid verklaard om, gelet op de bijzondere omstandigheden, ambtshalve de eerder vastgestelde belastbare winst van elk van de in geschil zijnde jaren op een lager bedrag vast te stellen en de verzuimboetes te verlagen. De Inspecteur heeft vervolgens:
- de belastbare winst voor elk van de jaren verminderd tot € 2.000, het belastbaar bedrag voor elk van die jaren vanwege verliesverrekening vastgesteld op nihil en de aanslagen dienovereenkomstig verminderd;
- het bedrag van de boetbeschikkingen voor elk van de jaren 2011 en 2012 verminderd tot € 1.230, en voor elk van de jaren 2013 en 2014 verminderd tot € 1.320, en
- het bedrag van de rentebeschikking voor elk van de betreffende jaren verminderd tot nihil.
In de uitspraken op bezwaar heeft de Inspecteur zijn standpunt als volgt gemotiveerd [Hof: onderstaand betreft de motivering voor het jaar 2012; voor de jaren 2011, 2013 en 2014 is de motivering nagenoeg gelijkluidend, onder aanpassing van de toepasselijke jaartallen]:
“Uw mondelinge toelichting op het bezwaar
Tijdens het hoorgesprek op 10 februari 2017 heeft u de gang van zaken in de afgelopen jaren geschetst en aangegeven waarom u geen aangifte heeft gedaan. Onder andere omdat u meende verdachte te zijn van een strafbaar feit. U heeft de in het hoorgesprek verstrekte toelichting ook schriftelijk verstrekt met dezelfde dagtekening. Mijn verslag van het hoorgesprek plus aansluitend voorstel heb ik u in een schrijven met dagtekening van 22 maart 2017 toegezonden.
Beoordeling van uw bezwaar
Om tot een oplossing en een nieuwe start te komen is door mij voorgesteld het belastbaar bedrag van het onderhavige jaar (en de jaren 2012, 2013 en 2014) op nihil vast te stellen en de opgelegde verzuimboete te vernietigen, mits u de vereiste aangifte voor het belastingjaar 2015, waarvoor de inlevertermijn inmiddels ook verstreken is, alsnog indient. Daarbij heb ik op uw verzoek verklaard dat
u geen verdachte bent van een strafbaar feit.
Op dit voorstel heeft u 20 april 2017 geantwoord het voornemen te hebben de aangiften over de jaren 2011 tot en met 2015 in de toekomst in te dienen, maar zonder enige tijdsdruk. Dit mede in verband met de weer opspelende psychische gezondheidsklachten.
In mijn reactie gedateerd 6 juni 2017 heb ik u aangegeven hiermee niet akkoord te gaan. Gezien de gang van zaken in de afgelopen zeven jaren is er helaas geen vertrouwen dat deze aangiften in een redelijke termijn wel zullen worden ingediend. Daar komt bij dat u eerder heeft vermeld dat de activiteiten zeer gering waren. Waarom het dan niet mogelijk is om de cijfers op te nemen in een aangifte en in te dienen is mij onduidelijk.
Aan mijn voorstel/verzoek om alsnog de aangifte voor het belastingjaar 2015 te doen voor 23 juni 2017, waardoor ik bereid zou zijn de aanslag over belastingjaar 2012 te verminderen en de boete te vernietigen, is geen gehoor gegeven.
Beslissing op uw verzoek
Omdat u nog steeds geen cijfers heeft overlegd over het belastingjaar 2011 en u evenmin gevolg heeft gegeven aan het compromisvoorstel de aanslag over belastingjaar 2011 te verminderen onder de voorwaarde dat u de aangifte 2015 voor 23 juni 2017 indient, verklaar ik uw bezwaar ongegrond. Wel ben ik - gezien de bijzondere omstandigheden - bereid ambtshalve de belastbare winst vast te stellen op € 2.000 , het belastbaar bedrag te verminderen tot nihil in verband met verliesverrekening en de boete te verlagen met 50% en nader vaststellen op € 1.230,-.”
De tegen deze uitspraken op bezwaar ingestelde beroepen zijn door de Rechtbank gegrond verklaard. De Rechtbank heeft vervolgens de uitspraken op bezwaar, bij in één geschrift vervatte uitspraken van 9 oktober 2018, vernietigd onder instandhouding van de rechtsgevolgen daarvan.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraken van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
3 Het geschil
In hoger beroep is tussen partijen in geschil het antwoord op onderstaande vragen:
a. of de Inspecteur door het opleggen van de ambtshalve vastgestelde aanslagen heeft gehandeld in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel;
b. of belanghebbende in de onderhavige situatie was ontheven van de verplichting tot het doen van aangifte;
c. of de Inspecteur de bezwaren van belanghebbende terecht ongegrond heeft verklaard;
d. of de ambtshalve door de Inspecteur vastgestelde aanslagen, zoals deze luiden na de uitspraken op bezwaar, zijn gebaseerd op een redelijke schatting door de Inspecteur, en derhalve of de impliciet genomen verliesverrekeningsbeschikking van de Inspecteur per jaar terecht is vastgesteld op € 2.000;
e. of aan belanghebbende terecht en tot juiste bedragen verzuimboetes zijn opgelegd;
f. of belanghebbende recht heeft op vergoeding van proceskosten.
Belanghebbende beantwoordt de vragen onder a.,b. en f. bevestigend en de overige vragen ontkennend. De Inspecteur beantwoordt de vragen in tegenovergestelde zin.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraken van de Inspecteur en van de verliesverrekeningsbeschikkingen, vernietiging van de boetbeschikkingen en toekenning van een forfaitaire proceskostenvergoeding aan belanghebbende wegens beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.