Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 09-02-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:1244, 20/00431

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 09-02-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:1244, 20/00431

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
9 februari 2021
Datum publicatie
19 februari 2021
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2021:1244
Zaaknummer
20/00431

Inhoudsindicatie

Reclamebelasting. Differentiatie tussen kern- en aanloopgebied. Objectieve en redelijke rechtvaardiging?

Uitspraak

digitale zitting

nummer 20/00431

uitspraakdatum: 9 februari 2021

Uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

de heffingsambtenaar van de gemeente Ede (hierna: de heffingsambtenaar)

tegen de uitspraak van de rechtbank van 28 januari 2020, nummer AWB 19/4066, ECLI:NL:RBGEL:2020:491, in het geding tussen

[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)

en

de heffingsambtenaar.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een aanslag reclamebelasting voor het jaar 2019 opgelegd met als omschrijving: ‘ [a-straat] 9 [Z] tarief reclamebelasting kernwinkelgebied’.1 Het bedrag van de aanslag is € 1.200.

1.2.

Bij uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar de aanslag gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd en de aanslag verminderd tot € 900.

1.4.

De heffingsambtenaar heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

Zowel belanghebbende als de heffingsambtenaar hebben vóór de zitting een pleitnota ingediend.

1.7.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 december 2020. Partijen hebben via een digitale beeldverbinding deelgenomen aan de zitting. Namens belanghebbende is [A] verschenen en namens de heffingsambtenaar is [B] verschenen. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is gebruiker van het pand [a-straat] 9 te [Z] (hierna: het pand). Aan het pand is ten minste één openbare aankondiging aangebracht die zichtbaar is vanaf de openbare weg.

2.2.

Ingevolge artikel 227 van de Gemeentewet kan ter zake van openbare aankondigingen zichtbaar vanaf de openbare weg, reclamebelasting worden geheven. De gemeenteraad van de gemeente Ede heeft in verband hiermee een Verordening reclamebelasting 2019 (hierna: de Verordening) vastgesteld. In deze Verordening wordt een gebied - begrensd door de in de Verordening genoemde straten - omschreven waarbinnen reclamebelasting wordt geheven.2 Van de belastingopbrengsten organiseert de

[C] (hierna: [C] ) activiteiten. Zij doet dit om het centrum van [Z] aantrekkelijker te maken voor bezoekers. Het heffingsgebied is verdeeld in een kernwinkelgebied,3 waar een tarief van maximaal € 1.200 geldt,4 en een aanloopgebied,5 waar een tarief van maximaal 75% van het tarief van het kernwinkelgebied geldt.6 Voor de gebiedsaanduiding wordt verwezen naar de bij de Verordening behorende kaart,7 waarop het totale heffingsgebied is weergegeven, dat verdeeld is in een kernwinkelgebied (in het midden) en een aanloopgebied (daaromheen).

2.3.

Bij de splitsing van het heffingsgebied in een kernwinkelgebied en een aanloopgebied heeft de heffingsambtenaar gekozen voor een benadering vanuit de kern van het gebied; dat is waar de meeste bezoekers komen en de meeste ondernemingen gevestigd zijn. Elk pand dat, vanuit de kern gezien, bereikt kan worden zonder daarbij een straat waar auto's mogen rijden over te steken, wordt beschouwd als te liggen in het kernwinkelgebied.8 Achtergrond van de differentiatie tussen kern- en aanloopgebied is dat in zijn algemeenheid de in het kernwinkelgebied gelegen ondernemingen meer profijt hebben van de door [C] georganiseerde activiteiten dan de ondernemingen die in het aanloopgebied liggen.

2.4.

Het pand ligt (net) binnen de grenzen van het kernwinkelgebied. Tussen de kern en het pand ligt een parkeergarage met een in- en uitrit met drie rijstroken.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of het bedrag van de aanslag juist is.

3.2.

Belanghebbende vindt dat een onjuiste grens tussen kernwinkelgebied en aanloopgebied is aangebracht en dat het pand in het aanloopgebied zou moeten liggen.

3.3.

De grens tussen kernwinkel- en aanloopgebied, zoals bepaald in de Verordening, acht belanghebbende niet zorgvuldig gekozen en gemotiveerd. De grens moet, mede gelet op de toelichting van de heffingsambtenaar (zie 2.3), anders getrokken worden. Omdat de in- en uitrit van de parkeergarage op een straat lijkt, vindt belanghebbende dat dit de grens vormt, waardoor het pand (net) buiten het kernwinkelgebied is gelegen.

3.4.

Belanghebbende acht het verder niet redelijk en objectief dat het pand waar geen detailhandelsbestemming op zit, toch tot het kernwinkelgebied wordt gerekend.

3.5.

De heffingsambtenaar wijst erop dat de gemeente ingevolge artikel 127 van de Grondwet en artikel 216 van de Gemeentewet mag optreden als wetgever en dus een heffingsgebied mag aanwijzen en binnen dat heffingsgebied grenzen mag trekken. Aan de zorgvuldigheids- en motiveringsbeginselen is, volgens de heffingsambtenaar, voldaan. De gemeente is in redelijkheid tot haar keuze voor het plaatsen van de grens gekomen en rechterlijke interventie - door het verleggen van de grens - is niet op zijn plaats.

3.6.

Dat het pand geen detailhandelsbestemming heeft, acht de heffingsambtenaar niet relevant. Het pand ligt in het kernwinkelgebied en is daarmee terecht aangeslagen naar het tarief van dat gebied.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing