Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 09-02-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:1246, 20/00647 t/m 20/00649

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 09-02-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:1246, 20/00647 t/m 20/00649

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
9 februari 2021
Datum publicatie
19 februari 2021
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2021:1246
Zaaknummer
20/00647 t/m 20/00649

Inhoudsindicatie

OZB. Gebouw in hoofdzaak bestemd voor de openbare eredienst?

Uitspraak

locatie Arnhem

nummers 20/00647 tot en met 20/00649

uitspraakdatum: 9 februari 2021

Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 25 maart 2020, zaaknummers UTR 19/2298, UTR 19/2300 en UTR 19/2301, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende als gebruiker van de onroerende zaak [a-straat] 70 in [Z] (hierna: het gebouw) aanslagen onroerendezaakbelastingen opgelegd voor de kalenderjaren 2017, 2018 en 2019.

1.2.

Bij uitspraken op bezwaar van 30 april 2019 heeft de heffingsambtenaar de bezwaren ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende is tegen de uitspraken op bezwaar in beroep gekomen bij de rechtbank Midden-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd met instandlating van de rechtsgevolgen en de heffingsambtenaar gelast het betaalde griffierecht te vergoeden.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft door middel van videobellen plaatsgevonden op 17 december 2020. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is een kerkgenootschap. Het gebouw is bij belanghebbende in gebruik. Op de begane grond bevinden zich onder andere een grote ruimte (hierna: de grote zaal), een kinderruimte en een kantoorruimte. Op de eerste verdieping zijn kantoorruimtes, een gebedsruimte en een ‘stilteruimte’. In de grote zaal wordt iedere zondag een eredienst gehouden die begint met een gezamenlijke maaltijd en wordt afgesloten met koffiedrinken. In de aan de orde zijnde jaren waren in de grote zaal een tweetal afgescheiden gedeelten in gebruik voor een naaiatelier respectievelijk gsm-reparaties. Het gebouw wordt daarnaast gebruikt door etnische kerkgemeenschappen voor diensten in hun eigen taal, voor kinderdiensten en - op doordeweekse dagen - voor gebedsmomenten, voor kringwerk, voor cursussen, voor huiswerkklassen, voor al dan niet geloofsgerelateerde overleggen, (destijds) voor inburgeringscursussen, voor lunches en er vindt verhuur aan derden plaats. Verder staat het gebouw open voor bezoekers om er bijvoorbeeld koffie te drinken. Een aantal van deze activiteiten vindt (mede) in de grote zaal plaats.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of het gebouw in hoofdzaak (ten minste 70%) is bestemd voor de openbare eredienst.

3.2.

Belanghebbende is van mening dat het gebruik van grote zaal volledig moet worden toegerekend aan de openbare eredienst, ook al wordt die zaal mede voor andere activiteiten gebruikt. Belanghebbende is het gebouw namelijk gaan huren vanwege de aanwezigheid van een dergelijke zaal waarvan de grootte noodzakelijk is voor het houden van de druk bezochte zondagse diensten, waardoor volgens belanghebbende volledige toerekening is gerechtvaardigd. Daarnaast valt volgens belanghebbende het gedifferentieerde gebruik voor de openbare eredienst van zowel de grote zaal als enkele andere delen van het gebouw hoger uit dan door de heffingsambtenaar in aanmerking is genomen.

3.3.

De heffingsambtenaar stelt zich op het standpunt dat het gedifferentieerde gebruik van het gebouw als geheel in aanmerking moet worden genomen en dat elke gemengd gebruikte ruimte naar de mate van het gedifferentieerde gebruik in aanmerking moeten worden genomen.

3.4.

Partijen hebben samengevat de volgende cijfermatige uitwerking gegeven aan hun standpunten (HA: heffingsambtenaar, BH: belanghebbende):

Begane grond

m2

HA

BH

Grote ruimte

566

283

566

Naaiatelier

30

0

0

GSM reparatie

4

0

0

Kinderruimte

43

24

32,3

Kantoor / beheersruimte

71

28

28

Garage / berging

57

0

0

Keuken

31

0

15,5

Algemeen

50

0

25

Verkeersruimten

109

68

54,5

1ste verdieping

Kantoor advocaat

33

0

0

Kantoor

30

0

0

Onbenoemd overig gebedsruimte

107

99

99

Stilte ruimte

58

58

58

Pantry

11

0

0

Verkeersruimte

103

64

64

Totaal

1303

625

942,3

Percentage gedifferentieerd gebruik

47,9%

72,3%

4. Beoordeling van het geschil

4.1.

Ingevolge artikel 220d, eerste lid, aanhef en onder c, van de Gemeentewet wordt bij de bepaling van de heffingsmaatsstaf voor de onroerende-zaakbelasting buiten aanmerking gelaten de waarde van onroerende zaken die in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare eredienst of voor het houden van openbare bezinningssamenkomsten van levensbeschouwelijke aard, een en ander met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning.

4.2.

Een onroerende zaak is in hoofdzaak bestemd voor de openbare eredienst als deze voor ten minste 70% daarvoor wordt gebruikt, waarbij het begrip openbare eredienst moet worden opgevat overeenkomstig het algemeen geldend spraakgebruik (vergelijk HR 7 mei 1980, ECLI:NL:HR:1980:AW9982, gepubliceerd in BNB 1980/177) en HR 4 december 1991, ECLI:NL:HR:1991:ZC4804).

4.3.

Het Hof leidt uit het genoemde arrest uit 1991 af dat een toerekening naar evenredigheid van het gebruik van elke afzonderlijke ruimte bepalend is of aan de grens van 70% wordt voldaan. Naar het oordeel van het Hof volgt uit dit arrest dat ook de grote zaal voor het gedifferentieerde gebruik in aanmerking moet worden genomen, omdat niet in geschil is dat die zaal gemengd wordt gebruikt. De omstandigheid dat volledige zaalgrootte slechts op zondag nodig is vanwege de alleen op die dag druk bezochte diensten en dat het gebouw juist vanwege de op zondag benodigde capaciteit is gehuurd, doet er niet aan af dat de grote zaal in ieder geval door de week mede voor andersoortige activiteiten wordt gebruikt. Dit betekent dat het Hof belanghebbendes standpunt niet volgt dat de grote zaal ondanks gemengd gebruik toch volledig moet worden toegerekend aan gebruik voor de openbare eredienst.

4.4.

Partijen hebben het gedifferentieerde gebruik berekend op basis van oppervlaktes. Gelet op het bij belanghebbende in gebruik zijnde gebouw is dat naar het oordeel van het Hof een passende maatstaf om te bepalen of voldaan is aan de grens van 70%.

4.5.

Belanghebbende heeft ter zitting verklaard dat het geschatte gebruik van de grote zaal, overeenkomstig belanghebbendes invulling van het begrip “openbare eredienst”, tussen de 80% tot 90% zou kunnen liggen. Uitgaande van het door belanghebbende gestelde gedifferentieerde gebruik van de overige ruimtes zoals ter zitting door belanghebbende aangegeven (zie 3.4.), leidt ook een gedifferentieerde aanwending van 90% voor de grote zaal niet tot een gebruik van het gebouw als geheel van ten minste 70% voor de openbare eredienst. Het aldus ingeschatte gediffentieerd gebruik voor de openbare eredienst komt in dat geval uit op 68%.

4.6.

Het voorgaande betekent dat ten aanzien van het gebouw terecht onroerendezaakbelasting is geheven. Voor dat geval is niet in geschil dat de aanslagen tot de juiste bedragen zijn opgelegd.

Slotsom Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep ongegrond.

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing