Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 16-02-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:1530, 1900214 t/m 1900216
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 16-02-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:1530, 1900214 t/m 1900216
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 16 februari 2021
- Datum publicatie
- 26 februari 2021
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2021:1530
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2021:1440, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 1900214 t/m 1900216
Inhoudsindicatie
BPM. Handelsinkoopwaarde. Leeftijdskorting. Rente, proceskosten, griffierecht. Immateriële schadevergoeding.
Uitspraak
locatie Arnhem
nummers 19/00214, 19/00215 en 19/00216
uitspraakdatum: 16 februari 2021
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 22 januari 2019, nummers AWB 17/5195, AWB 17/5209 en 17/5219, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Doetinchem (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Belanghebbende heeft op 16, 24 en 27 februari 2017 aangiften belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: bpm) ingediend. De volgens deze aangiften verschuldigde bpm is op respectievelijk 21 februari 2017 en 1 maart 2017 (tweemaal) voldaan.
Met dagtekening 6 april 2017 heeft belanghebbende bezwaar gemaakt tegen de voldoeningen op aangifte van bpm.
De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 31 augustus 2017 de bezwaren ongegrond verklaard.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft via beeldbellen plaatsgevonden op 20 januari 2021. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Vaststaande feiten
Belanghebbende heeft op 24 februari 2017 de aangifte bpm ingediend ter zake van de registratie van een Range Rover Evoque. De verschuldigde bpm is met behulp van de koerslijst van X-Ray “marge” berekend op € 5.692. De bpm is voldaan op 1 maart 2017 en de tenaamstelling heeft plaatsgevonden op 3 maart 2017.
Belanghebbende heeft op 27 februari 2017 de aangifte bpm ingediend ter zake van de registratie van een Volvo XC60. De verschuldigde bpm is met behulp van de koerslijst van XRay “marge” berekend op € 8.302. De bpm is voldaan op 1 maart 2017 en de tenaamstelling heeft plaatsgevonden op 8 maart 2017.
Belanghebbende heeft op 16 februari 2017 de aangifte bpm ingediend ter zake van de registratie van een Audi A4. De verschuldigde bpm is met behulp van de koerslijst van XRay “marge” berekend op € 2.227. De bpm is voldaan op 21 februari 2017 en de tenaamstelling heeft plaatsgevonden op 23 februari 2017.
Met dagtekening 31 augustus 2017 heeft de Inspecteur de bezwaren ongegrond verklaard.
3 Geschil
In geschil is of:
- -
-
de hoogte van het geheven griffierecht in strijd is met het Unierecht,
- -
-
de Inspecteur het verdedigingsbeginsel heeft geschonden,
- -
-
de handelsinkoopwaarde van in geding zijnde auto’s verminderd moet worden met een korting “ex-rental”,
- -
-
de leeftijdskorting voor de Volvo XC60 correct is toegepast,
- -
-
belanghebbende aanspraak kan maken op een rentevergoeding wegens de vooruitbetalingsverplichting van de bpm,
- -
-
de Inspecteur van rechtswege en zonder een daartoe ingediend verzoek verplicht is aan belanghebbende rente te vergoeden bij vermindering van de verschuldigde bpm,
- -
-
belanghebbende bij een gegrond hoger beroep aanspraak kan maken op een rentevergoeding over het betaalde griffierecht,
- -
-
belanghebbende recht heeft op integrale vergoeding van de kosten gemaakt in verband met de behandeling van de bezwaren, de beroepen en het hoger beroep,
In hoger beroep heeft belanghebbende met een beroep op Hoge Raad 1 mei 2020, ECLI:NL:HR:2020:821 gesteld dat de voor de Range Rover Evoque verschuldigde bpm moet worden verminderd met € 221. De Inspecteur heeft verklaard akkoord te gaan met deze vermindering.
Belanghebbende stelt voorts dat zij in aanmerking komt voor een vergoeding voor immateriële schade in verband met de overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep.