Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 16-02-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:1531, 1900217
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 16-02-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:1531, 1900217
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 16 februari 2021
- Datum publicatie
- 26 februari 2021
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2021:1531
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2021:1442, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 1900217
Inhoudsindicatie
BPM. Handelsinkoopwaarde. Rente, proceskosten, griffierecht. Immateriële schadevergoeding.
Uitspraak
locatie Arnhem
nummer 19/00217
uitspraakdatum: 16 februari 2021
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 24 januari 2019, nummer AWB 17/5520, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Doetinchem (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Belanghebbende heeft op 20 januari 2017 een aangifte belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: bpm) ingediend. De volgens de aangifte verschuldigde bpm is op 25 januari 2017 voldaan.
Met dagtekening 17 februari 2017 heeft belanghebbende bezwaar gemaakt tegen de voldoening op aangifte van bpm.
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 15 september 2017 het bezwaar gegrond verklaard en de verschuldigde bpm verminderd.
Bij brief van 18 september 2017 heeft de Inspecteur zijn uitspraak op bezwaar aangevuld door een vergoeding van in bezwaar gemaakte kosten toe te kennen.
Belanghebbende is tegen de uitspraak op bezwaar in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd behoudens de beslissing over de kostenvergoeding, de verschuldigde bpm verminderd tot € 2.627, de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende in de beroepsfase van € 1.024 en de Inspecteur opgedragen het aan de rechtbank betaalde griffierecht van € 333 vermeerderd met wettelijke rente vanaf vier weken na de openbaarmaking van deze uitspraak tot aan de dag van algehele voldoening aan belanghebbende te vergoeden.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft via beeldbellen plaatsgevonden op 20 januari 2021. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Vaststaande feiten
Belanghebbende heeft op 20 januari 2017 de aangifte bpm ingediend ter zake van de registratie van een Mercedes Benz C220D. De verschuldigde bpm is met behulp van de koerslijst van X-Ray “btw” berekend op € 2.858. De bpm is voldaan op 25 januari 2017 en de tenaamstelling heeft plaatsgevonden op 27 januari 2017.
Met dagtekening 15 september 2017 heeft de Inspecteur het bezwaar gegrond verklaard en de verschuldigde bpm verminderd met € 115. De Inspecteur heeft voor dit bedrag een teruggaaf verleend.
Bij brief van 18 september 2017 heeft de Inspecteur zijn uitspraak op bezwaar aangevuld door een vergoeding voor in bezwaar gemaakte kosten toe te kennen van € 246 (2 punten (bezwaarschrift en hoorzitting) wegingsfactor 0,5 € 246).
3 Geschil
In geschil is of:
- -
-
de hoogte van het geheven griffierecht in strijd is met het Unierecht,
- -
-
de Inspecteur het verdedigingsbeginsel heeft geschonden,
- -
-
de handelsinkoopwaarde van de Mercedes Benz C220D verminderd moet worden met een korting “ex-rental”,
- -
-
belanghebbende aanspraak kan maken op een rentevergoeding wegens de vooruitbetalingsverplichting van de bpm,
- -
-
de Inspecteur van rechtswege en zonder een daartoe ingediend verzoek verplicht is aan belanghebbende rente te vergoeden bij vermindering van de verschuldigde bpm,
- -
-
belanghebbende bij een gegrond hoger beroep aanspraak kan maken op een rentevergoeding over het betaalde griffierecht,
- -
-
de uitspraak op bezwaar moet worden vernietigd, omdat de kostenvergoeding niet gelijktijdig met de uitspraak is toegekend,
- -
-
belanghebbende recht heeft op integrale vergoeding van de kosten gemaakt in verband met de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep,
Belanghebbende stelt voorts dat zij in aanmerking komt voor een vergoeding voor immateriële schade in verband met de overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep.