Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 23-02-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:1677, 20/00465 en 20/00466
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 23-02-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:1677, 20/00465 en 20/00466
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 23 februari 2021
- Datum publicatie
- 5 maart 2021
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2021:1677
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2023:507
- Zaaknummer
- 20/00465 en 20/00466
Inhoudsindicatie
IB/PVV. Vereiste aangifte. Omkering en verzwaring van de bewijslast. Redelijke schatting? Verzuimboete.
Uitspraak
locatie Arnhem
nummers 20/00465 en 20/00466
uitspraakdatum: 23 februari 2021
Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 14 februari 2020, nummers AWB 19/4906 en AWB 19/4907, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Zwolle (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2016 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd. Bij beschikkingen is belastingrente berekend en is een verzuimboete opgelegd.
Aan belanghebbende is voor het jaar 2016 een aanslag inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet (hierna: ZVW) opgelegd. Bij beschikking is belastingrente berekend.
De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de bezwaren tegen de onder 1.1 en 1.2 genoemde aanslagen, beschikkingen en verzuimboete ongegrond verklaard.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft via beeldbellen plaatsgevonden op 7 januari 2021. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Vaststaande feiten
Belanghebbende drijft sinds 11 juni 2015 een onderneming in de vorm van een eenmanszaak met de naam [A] (hierna: de eenmanszaak). De activiteiten van de eenmanszaak bestaan uit de handel in en reparatie van personenauto's, lichte bedrijfsauto’s en caravans, goederenvervoer over de weg en de detailhandel in auto-onderdelen en accessoires.
De eenmanszaak van belanghebbende is per 26 januari 2017 uitgeschreven uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel (hierna: het handelsregister).
Op 6 februari 2017 is in het handelsregister geregistreerd dat de onderneming met ingang van 1 april 2016 is voortgezet door [B] VOF (hierna: de vof). Blijkens het handelsregister is de vof op 1 april 2016 opgericht. Blijkens de oprichtingsakte is de vof op 1 januari 2016 opgericht. Deze akte is op 23 september 2016 door belanghebbende en op 25 januari 2017 door de overige firmanten van de vof ondertekend. Per 1 maart 2017 is de vof ontbonden.
Op 1 maart 2017 heeft belanghebbende [C] B.V. opgericht. Belanghebbende is enig aandeelhouder en bestuurder van deze vennootschap. Belanghebbende heeft zijn aandeel in de vof ingebracht ter volstorting van de aandelen. Volgens de oprichtingsakte wordt de onderneming geacht vanaf 1 januari 2016 voor rekening en risico van [C] B.V. Holding te zijn gedreven.
Op 1 maart 2017 heeft [C] B.V., samen met [D] B.V. en [E] B.V., [F] B.V. opgericht. [C] B.V. heeft het aandeel in de vof in [F] B.V. ingebracht ter volstorting van de aandelen. Vanaf 1 augustus 2017 is [C] B.V. enig aandeelhouder en enig bestuurder van [F] B.V.
Blijkens een uittreksel van de Basisregistratie personen (hierna: BRP) staat belanghebbende van 5 mei 2015 tot en met 22 maart 2018 ingeschreven op het adres [a-straat] 15 te [G] , vanaf 22 maart 2018 staat belanghebbende ingeschreven op het adres van het [H] en vanaf 10 juli 2019 op het adres [b-straat] 7 te [I] .
Bij brief van 28 februari 2017 is belanghebbende uitgenodigd tot het doen van aangifte IB/PVV en inkomensafhankelijke bijdrage ZVW voor het jaar 2016. Aan belanghebbende is vervolgens uitstel verleend van het doen van aangifte tot 1 september 2017.
Bij brief van 28 september 2017 heeft de Inspecteur belanghebbende eraan herinnerd dat uitstel is verleend van het doen van aangifte tot 1 september 2017 en dat nog geen aangifte is gedaan. De Inspecteur heeft belanghebbende daarbij verzocht uiterlijk 12 oktober 2017 aangifte te doen.
Bij brief van 3 november 2017 heeft de Inspecteur belanghebbende aangemaand tot het doen van aangifte op uiterlijk 17 november 2017.
De uitnodiging tot het doen van aangifte, de herinnering en de aanmaning zijn verstuurd naar het adres: [a-straat] 15, [G] .
Belanghebbende heeft geen aangifte IB/PVV en inkomensafhankelijke bijdrage ZVW voor het jaar 2016 ingediend.
Zowel [C] B.V. als [F] B.V. heeft over 2017 aangifte vennootschapsbelasting (hierna: Vpb) gedaan, voor de periode 1 maart 2017 tot en met 31 december 2017.
Op 16 december 2019 heeft een hoorgesprek in bezwaar plaatsgevonden. Het verslag hiervan vermeldt – voor zover hier relevant – het volgende:
“Verslag hoorgesprek d.d. 16-12-2019
Aanwezig: [J]
[K]
[L]
Onderwerp: Bezwaren [C] BV, [M] BV en [N] BV
[C] BV
De aangifte VPB 2017 heeft de heer [J] niet ingediend, omdat er nog een beroepszaak loopt, (geschil: ROW of belastbare winst VPB).
Afgesproken is dat de heer [J] nog deze week de aangifte 2017 indient.
De aanslag wordt door de Belastingdienst conform opgelegd Indien na het beroep toch sprake is van ROW, dan zal de aanslag ambtshalve worden verminderd.
De boete wordt voor een keer teruggebracht tot nihil (dit is echt een uitzondering), omdat de adviseur in de veronderstelling was, dat hij eerst de beroepszaak moest afwachten
De aangifte 2018 is ook te laat. Indien de aangifte 2018 uiterlijk 9 januari binnen is, zal ook over
dat jaar geen boete in rekening worden gebracht.
(…)
Zodra Ik ( [L] ) akkoord heb op de inhoud van dit verslag, zal ik de bezwaren conform het bovenstaande afhandelen.
(…)”
Over het jaar 2016 heeft belanghebbende aangiften omzetbelasting gedaan en hierin een totale omzet aangegeven van € 450.329. De totale voorbelasting die belanghebbende in mindering heeft gebracht op de te betalen omzet bedroeg € 33.896.
De Inspecteur heeft op 20 juni 2018 de onderhavige aanslag IB/PVV 2016 ambtshalve aan belanghebbende opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 100.000. Wegens het niet indienen van de aangifte is voorts een verzuimboete aan belanghebbende opgelegd van € 369. Gelijktijdig hiermee is een beschikking belastingrente opgelegd van €1.872. Op dezelfde datum is voorts de aanslag inkomensafhankelijke bijdrage ZVW aan belanghebbende opgelegd naar een maximum bijdrage-inkomen van € 52.763. Gelijktijdig is een beschikking belastingrente opgelegd van € 126.
Voor de vennootschapsbelasting is ten laste van [C] B.V. uiteindelijk, nadat eerst ambtshalve een aanslag over het jaar 2017 was opgelegd, een aanslag vastgesteld conform de in bezwaar alsnog overgelegde aangifte. Hierbij heeft de Belastingdienst de door belanghebbende gevolgde methodiek van geruisloze inbreng en herstructurering van de vof in de B.V. [F] gevolgd.
3 Geschil
In geschil is of de aanslagen IB/PVV 2016 en de bijdrage inkomensafhankelijke ZVW 2016 terecht en tot de juiste bedragen zijn opgelegd.