Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 23-02-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:1678, 20/00565 t/m 20/00567

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 23-02-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:1678, 20/00565 t/m 20/00567

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
23 februari 2021
Datum publicatie
5 maart 2021
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2021:1678
Zaaknummer
20/00565 t/m 20/00567

Inhoudsindicatie

IB/PVV. Navordering. Kenbare fout? Te weinig geheven belasting bedraagt ten minste 30 percent van de ingevolge de belastingwet verschuldigde belasting. Vereiste aangifte. Omkering en verzwaring van de bewijslast. Redelijke schatting?

Uitspraak

locatie Arnhem

nummers 20/00565 tot en met 20/00567

uitspraakdatum: 23 februari 2021

Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 5 maart 2020, nummers AWB 19/2367, AWB 19/2368 en AWB 19/2370, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2015 een tweede navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd en voor het jaar 2016 definitieve aanslagen IB/PVV en inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet (hierna: ZVW). Bij beschikkingen is telkens belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar de bezwaren ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft via beeldbellen plaatsgevonden op 14 januari 2021. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende heeft met ingang van 1 maart 2015 een eenmanszaak [A] ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Het overgelegde uittreksel uit de Kamer van Koophandel vermeldt als activiteit: Huizen en dagverblijven voor niet-verstandelijk gehandicapten alsmede dagbesteding voor jongeren.

2.2.

Belanghebbende heeft onder de noemer persoonsgebonden budget van de Sociale Verzekeringsbank (hierna: SVB) in 2015 op naam van 17 personen bedragen ontvangen van in totaal € 394.812 en in 2016 op naam van 8 personen in totaal € 144.839. Belanghebbende beschikt niet over een administratie ter zake van voormelde activiteiten en ontvangsten en heeft geen aangiften loonheffingen gedaan.

2.3.

Op 25 april 2016 heeft belanghebbende voor het jaar 2015 een aangifte IB/PVV ingediend. Het aangegeven inkomen betreft uitsluitend inkomen van het UWV.

2.4.

Met dagtekening 3 juni 2016 heeft de Inspecteur de primitieve aanslag IB/PVV 2015 overeenkomstig de aangifte vastgesteld naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 29.569.

2.5.

Op 29 november 2016 heeft belanghebbende voor het jaar 2015 een herziene aangifte IB/PVV ingediend. In aanvulling op het in de primitieve aanslag betrokken inkomen van het UWV is een bedrag van € 25.500 verantwoord als belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden.

2.6.

Met dagtekening 18 februari 2017 heeft de Inspecteur naar aanleiding van en overeenkomstig de herziene aangifte een navorderingsaanslag IB/PVV voor het jaar 2015 opgelegd. Tegen deze eerste navorderingsaanslag is geen bezwaar gemaakt.

2.7.

In reactie op de door de Inspecteur bij brieven van 14 en 17 februari 2017 gedane verzoeken aan de [B] Bank respectievelijk [C] Bank heeft de Inspecteur op 21 februari 2017 de mutaties ontvangen op bankrekeningen die op naam van belanghebbende zijn gesteld. Blijkens deze bankbescheiden is in beide jaren viermaal een bedrag op een bankrekening van belanghebbende gestort; voor 2015 gaat het om een totaalbedrag van € 4.400; voor 2016 van € 6.237. In 2015 is in december inzake [D] B.V. € 12.100 afgeschreven en enkele dagen erna is een even groot bedrag met de omschrijving ‘foutieve boeking’ weer bijgeschreven. In 2016 is op een bankrekening van belanghebbende een bedrag van € 23.000 bijgeschreven dat volgens de omschrijving ziet op door belanghebbende betaalde facturen betreffende [E] (hierna: [E] ).

2.8.

Met dagtekening 10 april 2017 heeft de Inspecteur ten name van belanghebbende een informatiebeschikking vastgesteld voor, voor zover hier van belang, de IB/PVV voor het jaar 2015. Daarin is onder meer vermeld dat niet voldaan is aan de informatieplicht van artikel 47 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) en de bewaarplicht van artikel 52, vierde lid, van de AWR. Tegen de informatiebeschikking heeft belanghebbende geen bezwaar gemaakt.

2.9.

Belanghebbende heeft op 29 juni 2017 voor het jaar 2016 een aangifte IB/PVV ingediend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning, tevens verzamelinkomen, van € 31.021. In de aangifte is geen winst uit onderneming of resultaat overige werkzaamheden opgenomen. Het aangegeven inkomen betreft uitsluitend inkomen van het UWV.

2.10.

Met dagtekening 8 mei 2018 is een tweede navorderingsaanslag IB/PVV 2015 aan belanghebbende opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning, tevens verzamelinkomen, van € 320.881. Daarbij is als belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden een bedrag in aanmerking genomen van € 265.812. Met dagtekening 19 mei 2018 zijn de definitieve aanslagen IB/PVV en ZVW 2016 aan belanghebbende opgelegd. Bij deze aanslagen is als belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden een bedrag in aanmerking genomen van € 136.526. De Inspecteur heeft deze bedragen aan belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden als volgt toegelicht:

2015

2016

Ontvangen bedragen van:

- Sociale Verzekeringsbank

€ 394.812

€ 144.839

- Stortingen

€ 4.400

€ 6.237

- [D] B.V.

€ 12.100

0

- [E]

0

€ 23.000

Totaal omzet

€ 411.312

€ 174.076

Af kosten: 2/3e deel van de als gemengde kosten aangemerkte bankbetalingen

€ 120.000

€ 37.550

Belastbaar resultaat

€ 291.312

€ 136.526

Reeds in belastingheffing betrokken

€ 25.500

0

Nog te belasten

€ 265.812

€ 136.526

3 Geschil

3.1.

In geschil is of de (navorderings)aanslagen terecht en tot de juiste bedragen zijn opgelegd. Dit betreffen de volgende geschilpunten:

– Is sprake van een navorderingsgrond?

– Is sprake van omkering en verzwaring van de bewijslast?

– Zijn de aanslagen gebaseerd op een redelijke schatting?

– Is sprake van een onzorgvuldige en onvoldoende gemotiveerde beslissing?

– Heeft belanghebbende recht op vergoeding van de (integrale) proceskosten?

3.2.

Naar aanleiding van de zitting bij het Hof staat vast dat voordat de aanslagen voor het jaar 2016 aan belanghebbende zijn opgelegd het voornemen tot correctie en vervolgens het aanbrengen van die correctie aan haar kenbaar zijn gemaakt. Voorts is niet langer in geschil dat – indien de bewijslast omgekeerd en verzwaard moet worden – de schatting van de Inspecteur redelijk is, behoudens de volgende onderdelen. Ter zake van de stortingen en het van [E] ontvangen bedrag van € 23.000 stelt belanghebbende dat deze bedragen ten onrechte als omzet in aanmerking zijn genomen. Ter zake van de betaling van € 12.100 aan [D] B.V. stelt belanghebbende dat deze ten onrechte niet volledig maar slechts voor 2/3 deel als kosten is geaccepteerd, terwijl de ontvangen € 12.100 volledig als omzet in aanmerking is genomen.

3.3.

De Inspecteur heeft ten aanzien van het bedrag van € 12.100 ter zitting verklaard dat het redelijk is geen bedrag aan opbrengsten en kosten in aanmerking te nemen. De Inspecteur heeft vervolgens bevestigd dat dit tot gevolg heeft dat het hoger beroep betreffende de IB/PVV 2015 gegrond is en dat het inkomen over dat jaar met 1/3 deel van € 12.100 (€ 4.034) moet worden verminderd.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing