Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 12-01-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:178, 19/01080 tm 19/01087

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 12-01-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:178, 19/01080 tm 19/01087

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
12 januari 2021
Datum publicatie
15 januari 2021
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2021:178
Formele relaties
Zaaknummer
19/01080 tm 19/01087

Inhoudsindicatie

90%-regel geldt onverkort bij vermogensetikettering van een auto.

Uitspraak

locatie Leeuwarden

nummers 19/01080, 19/01081, 19/01082, 19/01083, 19/01084, 19/01085, 19/01086 en 19/01087

uitspraakdatum: 12 januari 2021

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Leeuwarden (hierna: de Inspecteur)

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 9 juli 2019, nummers LEE 18/4051 tot en met 18/4058, in het geding tussen de Inspecteur en

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

Aan belanghebbende is over het jaar 2012 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 46.068. Aan belastingrente is daarbij een bedrag berekend van € 2.677.

1.2

Aan belanghebbende is over het jaar 2012 een navorderingsaanslag in de inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet (hierna: ZVW) opgelegd naar het maximale bijdrage-inkomen van € 50.064. Aan belastingrente is daarbij een bedrag berekend van € 300.

1.3

Aan belanghebbende is over het jaar 2013 een navorderingsaanslag in de IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 13.754. Aan belastingrente is daarbij een bedrag berekend van € 213.

1.4

Aan belanghebbende is over het jaar 2013 een navorderingsaanslag in de ZVW opgelegd naar een bijdrage-inkomen van € 21.027. Aan belastingrente is daarbij een bedrag berekend van € 44.

1.5

Aan belanghebbende is over het jaar 2014 een navorderingsaanslag in de IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 18.283. Aan belastingrente is daarbij een bedrag berekend van € 252.

1.6

Aan belanghebbende is over het jaar 2014 een navorderingsaanslag in de ZVW opgelegd naar een bijdrage-inkomen van € 22.900. Aan belastingrente is daarbij een bedrag berekend van € 37.

1.7

Aan belanghebbende is over het jaar 2015 een navorderingsaanslag in de IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 18.662. Aan belastingrente is daarbij een bedrag berekend van € 124.

1.8

Aan belanghebbende is over het jaar 2015 een navorderingsaanslag in de ZVW opgelegd naar een bijdrage-inkomen van € 25.654. Aan belastingrente is daarbij een bedrag berekend van € 16.

1.9

Op de bezwaarschriften van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraken op bezwaar de bestreden belastingaanslagen en beschikkingen gehandhaafd.

1.10

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 9 juli 2019 gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd, de navorderingsaanslagen IB/PVV en ZVW 2012, 2013, 2014 en 2015 vernietigd, de beschikkingen belastingrente vernietigd, de Inspecteur opgedragen het betaalde griffierecht te vergoeden en de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende.

1.11

De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

1.12

Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, de van de Rechtbank ontvangen dossiers die op deze zaak betrekking hebben alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.

1.13

Het onderzoek ter zitting heeft op digitale wijze plaatsgevonden op 20 oktober 2020 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende en mr. [A] , als de gemachtigde van belanghebbende, bijgestaan door [B] , alsmede mr. [C] namens de Inspecteur, bijgestaan door mr. [D] .

1.14

Partijen hebben voorafgaand aan de zitting een pleitnota aan het Hof en de wederpartij toegezonden.

1.15

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

Belanghebbende drijft sinds 3 april 2007 een eenmanszaak onder de naam ‘ [E] ’. De activiteiten van belanghebbende bestaan uit het monteren van keukens voor keukenbedrijven. Belanghebbende plaatst de keukens die de klanten van die keukenbedrijven hebben gekocht bij de klanten thuis. Daarnaast verzorgt belanghebbende ook kleine herstel- of vervangingswerkzaamheden aan de geplaatste keukens. Deze werkzaamheden vinden plaats nadat de keuken is geplaatst (hierna: servicewerkzaamheden).

2.2

Belanghebbende heeft in de onderhavige jaren onder meer een Volkswagen Crafter (type bedrijfsauto) met het kenteken [0-YYY-00] (hierna: de bestelauto) en een Toyota Prius Plug-in Hybrid (type personenauto) met het kenteken [00-YYY-0] (hierna: de personenauto) op zijn naam staan. De bestelauto is voorzien van een laadruimte met diverse gereedschappen en materialen. Een aantal van deze gereedschappen kan uitsluitend in de bestelauto worden vervoerd. De personenauto biedt daartoe onvoldoende ruimte. De personenauto biedt wel ruimte aan twee koffers met kleiner gereedschap die worden gebruikt voor de servicewerkzaamheden.

2.3

Voor de aanschaf van de personenauto is belanghebbende op 20 december 2012 een financial leaseovereenkomst aangegaan met [F] .

2.4

Belanghebbende heeft de personenauto in de onderhavige jaren tot zijn ondernemingsvermogen gerekend. In de aangiften IB/PVV voor de onderhavige jaren heeft belanghebbende op de personenauto de faciliteit willekeurige afschrijving toegepast alsmede de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek en de milieu-investeringsaftrek toegepast. Het autokostenforfait is in de onderhavige jaren op de personenauto van toepassing, maar leidt door kortingen vanwege de lage CO2 uitstoot van de auto in de onderhavige jaren de facto niet geleid tot een bijtelling.

2.5

De Inspecteur heeft op 25 september 2017 een boekenonderzoek bij belanghebbende aangekondigd. Op 27 november 2017 is het boekenonderzoek begonnen. Onderzocht zijn onder andere de aanvaardbaarheid van de aangiften IB/PVV en ZVW 2015. Later is het onderzoek uitgebreid met de aangiften IB/PVV voor eerdere jaren. De bevindingen van het boekenonderzoek zijn vastgelegd in een controlerapport, gedateerd 1 maart 2018. In het controlerapport is onder andere het volgende opgenomen:

Beoordeling van de aangeleverde bijlages:

- Drie facturen van de [G] betreffen het opnieuw plaatsen van een werkblad, omdat de originele werkbladen tijdens het plaatsen zijn gebroken bij het zagen of niet goed zijn afgekit.

Mijn reactie: Tijdens het opnieuw zagen en plaatsen van een werkblad zal het nodige materiaal en gereedschap (b.v. afkortzaag Kapex KS120 en tafelzaag CS70 e.d.) worden gebruikt. Deze gereedschappen kunnen niet in de twee koffers die de heer [X] mij heeft getoond tijdens het eindgesprek. Het wordt door mij niet aannemelijk geacht dat de heer [X] bij deze werkzaamheden gebruik heeft gemaakt van de personenauto om al deze gereedschappen mee te nemen (aangegeven 417 km). (…)

Conclusie aangeleverde gegevens: (…)

De heer [X] heeft getracht aannemelijk te maken dat hij 2379 zakelijke kilometers heeft gereden. Van deze 2379 kilometers kan hij van 509 niet aantonen dat hij een tweede bezoek aan een klant heeft afgelegd (2379 minus 509 is 1870 km). Als de heer [X] bij een tweede bezoek ál de Toyota Prius heeft gebruikt dan komt het aantal zakelijke kilometers ruim onder de 10% te liggen (1870/22035 is kleiner dan 10%).”.

2.6

De Inspecteur heeft met dagtekening 23 juli 2018 aan belanghebbende vooraankondigingen van de uitspraken op bezwaar gestuurd. Hierin is, voor zover van belang, het volgende vermeld:

Beoordeling van uw bezwaar

Primair

Toyota Prius Plugin, ondernemersvermogen of privévermogen

In punt 3.2 van het controlerapport werd door mijn collega mevrouw [H] 16 overgelegde bescheiden beoordeeld. De bescheiden waren bedoeld om daarmee de zakelijke kilometers van een tot het bedrijfsvermogen gerekende personenauto aan te tonen. Mijn collega heeft gemotiveerd aangegeven waarom 509 kilometers van de 2379 kilometers niet worden geaccepteerd als bewijs om de zakelijke kilometers te onderbouwen. Hierdoor wordt niet voldaan aan de grotendeelseis die van toepassing is bij de etikettering van een tot het keuzevermogen behorend bedrijfsmiddel.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

In geschil is of het belanghebbende in de onderhavige jaren vrij stond de personenauto te etiketteren als ondernemingsvermogen.

3.2

De Inspecteur beantwoordt deze vraag ontkennend en concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank.

3.3

Belanghebbende beantwoordt de hiervoor – onder 3.1 – vermelde vraag bevestigend en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

3.4

Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.

3.5

Tussen partijen is niet in geschil dat alle relevante feiten en omstandigheden voor alle voorliggende jaren (2012 tot en met 2015) geacht worden hetzelfde zijn. Daarnaast zijn partijen het erover eens dat de mate van het (privé of zakelijk) gebruik van de personenauto kan worden afgemeten aan de hand van het aantal gereden kilometers. In alle voorliggende jaren moet het totaal aantal met de personenauto gereden kilometers, volgens partijen, worden gesteld op 22.000 kilometer per jaar.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing