Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 09-03-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:2189, 19/01532
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 09-03-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:2189, 19/01532
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 9 maart 2021
- Datum publicatie
- 19 maart 2021
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2021:2189
- Zaaknummer
- 19/01532
Inhoudsindicatie
Wet Woz. Waardevaststelling woning.
Uitspraak
locatie Arnhem
nummer 19/01532
uitspraakdatum: 9 maart 2021
Uitspraak van de vierentwintigste enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 16 oktober 2019, nummer AWB 19/404, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van Meerinzicht (hierna: de heffingsambtenaar)
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft ten aanzien van belanghebbende bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [a-straat] 81 te [Z] (hierna: de woning), per waardepeildatum 1 januari 2017 en naar de toestand op 1 januari 2018, voor het kalenderjaar 2018 vastgesteld op € 460.000. Tegelijk met deze beschikking heeft de heffingsambtenaar aan belanghebbende voor het jaar 2018 een aanslag onroerendezaakbelasting voor eigenaren (hierna: de aanslag) opgelegd.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de beschikking en de aanslag gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 februari 2021. Daarbij is via beeldbellen verschenen en gehoord namens belanghebbende zijn gemachtigde mr. [A] . Via telefonische groepsverbinding is toen verschenen en gehoord namens de heffingsambtenaar [B] . Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Vaststaande feiten
Belanghebbende is eigenaar van de woning. Het betreft een in 1997 gebouwde, vrijstaande woning met een inhoud van 462m³ en bijgebouwen, op een perceel van 578 m².
Belanghebbende heeft de woning op 23 april 2017 gekocht voor een koopprijs van € 470.000. De woning is op 18 juli 2017 aan hem geleverd.
3 Geschil
In geschil is de waarde van de woning per waardepeildatum (1 januari 2017).
Belanghebbende concludeert in hoger beroep tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vermindering van de beschikking tot een waarde van € 447.000 en dienovereenkomstige vermindering van de aanslag. Hij baseert zich hierbij op de koopsom en past daarbij een indexatie toe met gebruikmaking van cijfers van Vastgoedpro.
De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank. Hij stelt dat de aankoopsom zonder toepassing van indexatie, in dit geval maatgevend is. De vastgestelde waarde is ontleend aan verkoopprijzen van referentie-objecten. De door belanghebbende betaalde aankoopsom correspondeert volgens de heffingsambtenaar met de verkoopprijzen van de referentie-objecten.
Voor een meer uitvoerige motivering van de standpunten van de partijen verwijst het Hof naar de gedingstukken en het proces-verbaal van de zitting.
Ter zitting is komen vast te staan dat tussen partijen niet langer in geschil is dat indien indexatie van de koopsom mogelijk is, deze moet worden berekend vanaf de waardepeildatum tot het tijdstip van de levering in plaats van tot de eerdere koopdatum. Partijen leggen aan dit standpunt het feit ten grondslag dat de levering in dit geval korter dan drie maanden na de koopdatum heeft plaatsgehad. Naar het Hof begrijpt, is dit eensluidend standpunt van partijen gesteund op het arrest van de Hoge Raad van 29 januari 2016, nr. 14/04882, ECLI:NL:HR:2016:113.